Gepubliceerd op: maandag 8 januari 2018

EI 74: Joris Miedema – Prooi

 

je strompelde als een gewond hert door de steeg
ik had je al een poosje niet meer gezien
zonder te struikelen

je keek om en ik hield in
zodat je zou denken dat ik moeite had om je in te halen
bij de biobakken verzamelplek
viel je op de grond

in je ogen zag ik de angst van een opgejaagd dier
sloot je in mijn armen
zoals jij dat vroeger met mij deed
je wilde niet meer leven zei je
nog nooit had ik zo graag willen verliezen

 
___
Dit gedicht opent de voorlaatste afdeling van De dood en drie andere gedichten van Joris Miedema. Ik wil bij lezing van dit gedicht mijn ogen niet sluiten voor de voorkennis, die in elke bespreking van deze tweede bundel van Miedema nadrukkelijk naar voren komt. “In zijn onnavolgbare stijl blikt hij terug op de achterliggende periode, waarin hij zijn vader, die leed aan de ziekte van Huntington, verloor.” (uitgever Stanza) De ziekte van Huntington is een ernstige neurologische ziekte, met een kenmerkende aantasting van de motoriek. Men spreekt ook wel van de Chorea (‘dans’) van Huntington, vanwege de onwillekeurige, dansachtig aandoende bewegingen die in het begin van deze ziekte optreden.

Deze achtergrondkennis kleurt onze interpretatie: de zoon (‘ik’) spreekt zijn vader (‘je’), die hij moeizaam ziet lopen, toe. De sombere o-klanken kleuren de eerste regel (‘strompelde’, ‘gewond’), en eigenlijk de hele eerste twee strofen (‘zonder’, ‘om’, ‘om’ en tenslotte: ‘op de grond’).
De tweede regel is voor meerdere interpretaties vatbaar. ‘ik had je al een poosje niet meer gezien’ klinkt in eerste instantie als een nuchtere mededeling. Maar de zin gaat door na het regeleinde: ‘zonder te struikelen’. Zuiver grammaticaal gezien heeft de derde regel betrekking op het onderwerp (ik), zoals in het zinnetje: ‘ik kan je sinds dit gebeurd is niet meer zien zonder te blozen’. Het ‘struikelen’ van de ik is een emotionele reactie, waardoor hij misschien wel over zijn woorden struikelt. We lezen echter ook: ‘ik had je al een poosje niet meer gezien zonder dat je struikelde’. Door zijn ziekte valt de vader steeds vaker. En nu de ik hem ‘al een poosje niet meer gezien’ heeft, schrikt de ik ervan, hoezeer de motoriek van vader sinds de laatste keer verder is verslechterd.

Vader en zoon, mannen onder elkaar, competitie. Misschien was de zoon op zijn twaalfde trots wanneer hij harder liep dan zijn vader. Maar nu niet. Wanneer de zoon zijn eigen tempo zou aanhouden, had hij in een paar passen zijn vader ingehaald, hem aldus confronterend met zijn fysieke achteruitgang. Ondanks de aanpassing van de zoon gaat het echter mis: ‘bij de biobakken verzamelplek / viel je op de grond’. En al vermoed ik, dat dit gedicht een anekdotische oorsprong heeft, door de biobakken en de val komt de schrijnende associatie op, dat de vader weldra bij het afval gaat horen, dodelijk ziek is.
In de formulering ‘opgejaagd dier’ komt het ‘gewond hert’ uit de eerste regel mooi terug. Het doet me denken aan ‘’t Hijgend hert der jacht ontkomen’ (psalm 42), zoals we dat vroeger op zondag zongen. Maar dit hert ontkomt niet. De zoon omarmt zijn vader ‘zoals jij dat vroeger met mij deed’. De rollen zijn omgedraaid, iets wat veel volwassenen die voor hun hulpbehoevende ouders zorgen op de meest uiteenlopende wijze ervaren.

De voorlaatste regel valt uit de toon, in dit zorgvuldig geschreven gedicht. Een apoëtische regel. Maar een gedicht draait niet alleen om poëzie. Dit is kale taal, waarschijnlijk letterlijk opgetekend uit de mond van de vader. En als hij het al niet zei, was het in alles voelbaar.
Het laatste woord is aan de zoon. ‘nog nooit had ik zo graag willen verliezen’ refereert in eerste instantie aan het wedstrijdje aan het begin van de tweede strofe. Had ‘ik’ nog langzamer moeten lopen? ‘Je’ zou sowieso gevallen zijn. Het verliezen klinkt ook omineus: de zoon is zijn vader aan het verliezen. Ik lees er bijna in: ‘ik zou je wel willen verliezen, ik wil dat je verdere achteruitgang en ontluistering bespaard blijven’. De titel van het gedicht slaat niet alleen op het vader-hert. De ik is ook ten prooi aan wanhoop en verdriet. Dat maakt dit gedicht tot zo’n indrukwekkend relaas.
___
 

De dood en drie andere gedichten
Joris Miedema
Uitgeverij Stanza
ISBN 9789490401368

 
 
 
 
 
 
 
 
 

Over de auteur

- Eric van Loo is dichter en werkt voor Meander als poëzierecensent en redacteur van de Klassiekers.