Gepubliceerd op: vrijdag 1 december 2017

Recente Poëzierecensies – november 2017 (2)

 

  •  
  • “Het landschap-worden is een permanente dynamiek naar buiten toe, naar uitgestrektheid, naar veelheid. Op de vraag waarover zijn poëzie ging, heeft Hettinga ooit geantwoord: ‘Lucht! Lucht!’. Ruimte. Adem. Landschap. (…) De open weide van de wereld. De lyriek wordt episch. Het minimalisme wordt generositeit.
    Retorisch vertaalt zich dat landschap-worden in de eerste plaats in lengte: lange zinnen, lange strofen, lange gedichten en lange cycli. De gedichten leven zich uit in alliteraties, assonanties, enjambementen; in nevenschikking en opsomming, in een overvloed aan adjectieven en metaforen, en in synesthesie. Die figuren brengen de taal in extase, voorbij haar grenzen. Voorbij de grens van de betekenis naar een gebied waar de taal een zuiver teken wordt, ritme, melodie, muziek, sirenenzang… Dat is de ervaring van wie naar Hettinga’s voordrachten luistert: de roes van de klank waarin alles versmelt.
    Of voorbij de grens van de contouren waar een beeld zijn gedaante verliest en onherkenbaar wordt, onoverzienbaar, aan de andere kant van wat ogen kunnen zien, visionair. Dat is de ervaring van wie Hettinga’s gedichten leest: de verwarring van een surreëel schilderij dat de kleuren en de vormen herverdeelt.” Dit schrijft de Reactor in een enthousiaste recensie over Het vaderpaard/It faderpaard. Daarin zijn alle gedichten die Tsjêbbe Hettinga schreef opgenomen met vertalingen door Benno Barnard,Tsead Bruinja, en Teake Oppewal.
  • “Niks gaat Kouwenaar redden van de vergetelheid: het is juist de vergetelheid waar hij zich zijn hele leven, met elk gedicht, al aan toegeschreven heeft.” Klecks worstelt met hoe Gerrit Kouwenaar te lezen en te bespreken. Dit naar aanleiding van Van woorden gemaakt, de selectie uit zijn oeuvre door Anna Enquist.
  • Meander schrijft over het belang van vertalingen en over de moeilijkheid ervan. Dit in een recensie van De kaneelschiller, een selectie uit het dichtwerk van Michael Ondaatje, gekozen door vertaler Joris Iven.
  • Nachoem Wijnberg lijkt in zijn poëzie ook te onderzoeken wat ‘de ondraaglijke lichtheid van het menselijk ik’ betekent, de ongrijpbaarheid van onze identiteit. Hij doet dat met grote volharding en toenemende urgentie en hij dwingt zijn lezer met hem mee te denken. Het fascinerende is de kalme chaos, het meegesleept worden in de vraag wie je bent, waar en waarom? Zo is duidelijk dat het om veel meer gaat dan esthetiek. Hij en wij zijn op zoek naar de oude trits schoonheid, goedheid en waarheid in een wereld zonder fundament.” Tzum recenseert Voor jou, van jou.
  • Meander bespreekt de nieuwste bundel van Lies Van Gasse: “Wassende stad is het verhaal van de moderne stad, die uit zijn voegen groeit, van de stad waarin we verdwalen, onszelf kwijtraken.”
  • “Daarmee verwijst Van de Berge al direct naar de adembenemende abstractiehoogte waarop zijn poëzie zich beweegt. Hij reikt naar het onuitsprekelijke, naar dat wat verdwenen en verzwegen is. Op het moment dat je het abstracte gedachtegangenstelsel van Van de Berge inloopt, verlies je in de kortste keren besef van een werkelijkheid zoals we die dagelijks om ons heen kunnen waarnemen. Voortdurend zweeft het lyrisch subject met zijn denk-, gewaarwordings- en gevoelswerkelijkheid in een onbegrensde ruimte, omgeven door een ruimte die leeg, stil en tijdloos is. Je komt terecht in een immens spiegelpaleis van licht-, klank- en droombeelden.” Meander recenseert De aantrekking, de nieuwe bundel van Claude Van de Berge.
  • “De dichter wordt een dagje ouder en weet dat het einde in zicht is, maar aan afscheid nemen is hij nog niet toe. Je zou De zingende hand, een ruime selectie uit zijn poëtische productie van de afgelopen tien jaar, kunnen beschouwen als de memoires van een gelouterde schrijver die zijn ogen en handen nog eens over alle schoonheid laat glijden die hij zich herinnert en nog even wil vasthouden. Dat schoonheid overheerst wil niet zeggen dat het lelijke en smerige ontbreekt, maar het is duidelijk dat Breytenbach liever bewondert dan fulmineert. Vitaliteit en levenslust dulden geen gemummel of gezanik. Deze dichter zingt omdat hij nu eenmaal zo gebekt is.” De Reactor bespreekt de jongste bundel van Breyten Breytenbach. Vertaling door Laurens van Krevelen.
  • Meander bespreekt Vogels, vlinders & andere vliegers en stelt: “het dichtwerk van Hans van Pinxteren is veelzijdig en avontuurlijk. Van Pinxteren is de fotograaf die zijn camera en lenzen thuis heeft gelaten en het fraaie uitzicht voor zijn ogen fixeert met pen en papier. Dat geeft de mogelijkheid om het tweedimensionale beeld aan te vullen met de derde dimensie van de werkelijkheid achter het zichtbare.”
  • Jan Geerts giet zijn gedachten vooral in twee-, drie en vierregelige strofen, maakt gebruik van assonantie, binnenrijmen, alliteratie en soms van eindrijm en anaforia. De gedichten drukken ook vaak synesthesie uit. Vooral zijn woordkeuze valt op. De dominante werkwoorden zijn bloeden, ademen en regenen. Bij de substantieven vallen vooral ogen, zee en stenen op. De betekenis van bloeden en ademen valt echter zelden samen met de definitie in een verklarend woordenboek. (…) De gedichten van Geerts zijn opvallend lichamelijk verwoord, en de woorden zijn niet minder dan het lichaam zelf essentieel voor het zijn. De woorden zijn in ontologische zin zowel essentieel als existentieel: ‘we hebben woorden nodig om te kunnen wonen’ (48), en die woorden worden uitgesproken en beleefd vanuit een bewustzijn dat organisch met de wereld is verbonden.”. Aldus Meander in een recensie van Dat het blijft duren.

Over de auteur