Recente Poëzierecensies – december 2017 (1)
- Meander geeft een introductie in het leven en werk van Gottfried Benn naar aanleiding van Morgue en andere gedichten, met vertalingen van Huub Beurskens.
- De Groene bespreekt de debuutbundel van Dominique De Groen: “In Shop Girl is de mens een radertje in de zogenaamde ‘supply chain’, die de commercie beschrijft als één grote keten van productie tot consument en alles wat daar tussen ligt. Wat telt is dat u en ik onze broeken en mobiele telefoons zo efficiënt mogelijk krijgen aangereikt, dat ons verlangen naar meer wordt aangewakkerd. De markt heeft onze individualiteit paradoxaal genoeg zowel uitgeschakeld als versterkt. Wat betekent ‘persoonlijkheid’ dan nog, welke rol spelen het lichaam en de taal in dit laatkapitalistische tijdperk?”
- “De vorm mag dan al vrij rudimentair zijn (soms zelfs vrij slordig), dat neemt niet weg dat vanaf de eerste regels een geheel eigen toon merkbaar is. Die stem combineert een quasi-dagelijkse toon met bijzonder bevreemdende gebeurtenissen. De dichteres vertelt laconiek haar verhalen, terwijl die alle banaliteit of vanzelfsprekendheid missen. Haar commentaren krijgen daardoor een ironisch of humoristisch effect. Het universum van Lecompte is haar handelsmerk, vooral door de manier waarop ze het weet te verkopen alsof het normale personages en herkenbare gebeurtenissen betreft.” schrijft Mappa Libri over Western. Ook Meander bespreekt de bundel en voegt eraan toe: “de thematiek en de regelmatig optredende verhaalpersonen zorgen voor een losse samenhang. Naast de ik-figuur, soms expliciet Delphine Lecompte genoemd, maken we opnieuw kennis met de oude kruisboogschutter, volgens de overlevering de bejaarde geliefde van Lecompte. En ook met de walvisjager, de touwslager, de imker, de ontslagen kraanmachinist, de mystieke chrysantenkweker, de necrofiele tegelzetter met wie de ik Russisch roulette speelt – ze is de Kamagurka in de poëzie -, een melancholische garagist, de gekke bakker, tantes, ooms, nichten, neven, moeder, vader, grootouders en niet te vergeten de analfabetische jongenshoer, die een prominente rol speelt in deze bundel.”
- Athenaeum bespreekt de nieuwe bundel van Nachoem M. Wijnberg: “Veel gedichten hebben iets van een redenering. Dat gaat vaak op een bedrieglijk natuurlijke, heldere manier die alleen qua toon iets overtuigends heeft – want wat staat er eigenlijk, als je je daar niet door laat verleiden? (…) Door het toespreken en uitleggen in de gedichten krijg je de indruk dat Wijnberg in Voor jou, van jou probeert de wetten en kaders van de tekstinterne wereld in kaart te brengen – telkens weer opnieuw, van voren af aan als er een nieuw gedicht begint. Misschien zit er wel een Descartes in de dichter, die door te redeneren de wereld om hem heen probeert te begrijpen.”
- “Essentieel bij Dangre is de zoektocht naar identiteit. Voortdurend gaan zijn hoofdpersonages – in de poëzie is dat het dichterlijke ik – op zoek naar een plaats die ze als de ‘hunne’ kunnen beschouwen. Dat kan letterlijk een thuis zijn of een heimat, maar veel belangrijker is de plaats in een relatie, in een gemeenschap, in een tijdperk. De onwennigheid van de mens wordt telkens geanalyseerd op een manier die tegelijk toegankelijk is naar de lezer toe en toch ruimte laat voor mysterie en nadenken.” Mappa Libri bespreekt Nacht en navel van Yannick Dangre.
- Vertraagd stilleven, het debuut van Dorien De Vylder ontlokt aan Meander onder andere deze uitspraak: “In veel gedichten probeert de dichter de dingen te laten wat ze zijn, zonder oordeel, zonder ze in een begrip te willen vangen. Taaltechnisch een lastige opgave, want met elk woord, met elke zin gooi je een net over de werkelijkheid.”
-
Tzum: “‘Mijn grote schuld’ klinkt beter dan ‘Onze grote schuld’, maar de schuld is collectief. We putten de aarde uit, laten veel leven uitsterven, maken elkaar af etc. In hoeverre is de dichter persoonlijk schuldig? Is deel uitmaken van de Europese of Nederlandse samenleving al genoeg om je schuldig te voelen?
In elk geval gaat het in de gedichten om rijken die zich misdragen op rondvaartboten of op safari. Laurens Ham, literatuurwetenschapper, vindt er vileine en verrassende beelden voor.” - “Miriam Van hee (1952) beschrijft het schemergebied tussen zoeken naar een plek die geborgenheid geeft en weten dat deze plek niet bestaat – of altijd blijft verschuiven” schrijft de Volkskrant. “Deze nieuwe bundel bestaat uit zes afdelingen. De eerste afdeling, gewijd aan een verblijf op Texel, is titelloos. De overige afdelingen met titel zijn gesitueerd in Estland, Rusland en Frankrijk. De weidsheid, het ingetogen landschap van de noordelijke streken, het verlate Franse berglandschap én de verloren tijd dragen bij aan haar beschrijving van een innerlijke weg naar wat zich moeilijk laat betreden, naar herinneringen en naar dromen. In de schrale landschappen staat het verblijf van het lyrisch subject in het teken van haar zoektocht naar een ‘moederland dat je vergeten bent’. Een herinnering, een droom, een verlangen naar een ‘uitzicht’ dat niets in de weg zou staan, is hetgeen waarop Van hee in veel van haar gedichten uit is.” voegt Meander daaraan toe. Ook Mappa Libri bespreekt Als werden wij ergens ontboden en stelt: “Vrijwel alle bekende motieven uit haar werk keren terug: het water en het land, de reizen naar Rusland, de berg, de kleine objecten die met betekenissen worden geladen… Tegelijk gaat het echter niet in de eerste plaats om die gevoelens, maar om wat de taal daarmee vermag. Dat enorme vakmanschap van Van hee is in de loop der jaren enkel toegenomen. In haar verzen staat geen woord te veel of op de foute plaats. Met een ogenschijnlijk minimaal aantal elementen weet de dichteres een heel universum neer te zetten. Daartoe maakt zij optimaal gebruik van enjambementen, herhalingen, beelden en symbolen.”
- “Die eigen combinatie van lyrische beelden en een nadrukkelijke reflectie wordt zowat het handelsmerk van de dichter. Qua vorm experimenteert hij met ultrakorte teksten maar ook met lange cycli en episch-lyrische fragmenten. Thematisch analyseert de dichter zijn bestaan. Naast vrij introspectieve bedenkingen resulteert dat in liefdesgedichten – een genre waarin Kroon zijn hele leven lang blijft uitblinken – maar ook in geëngageerde gedichten. Die kritische kijk wordt echter vaak gecounterd door het geloof in de aarde en de elementen: vooral de lucht biedt vaak een kader voor dromen en idealen. Opmerkelijk is wel de fascinatie met de dood die al van in de vroegste gedichten aanwezig is.” Dit schrijft Mappa Libri in een recensie over Op de hoogte van de vogels, een verzameling van de gedichten van Dirk Kroon.
- “In de eerste helft van dit jaar zijn twee Nederlandstalige dichtbundels verschenen die allesbehalve conventioneel zijn en grote gelijkenis met elkaar vertonen. Het gaat over Kopdichtbundel van Ronald Snijders en Bokalen van Nanne Nauta. We zouden ze onder de ‘conceptuele poëzie’ kunnen scharen. Belangrijke spil in beide bundels is een procedure. De auteurs zijn niet — zoals ‘traditionele’ gedichten volgens de overlevering ontstaan — gaan zitten na een vlaag van inspiratie en hebben een gedicht geschreven. Nee. De gedichten in deze bundels zijn ontstaan na een procedure van achtereenvolgens verzamelen van taalfragmenten, selecteren, transformeren, en presenteren.” Liter vergelijkt de procedures van de twee bundels.
-
“Wat is de situatie van de mens? Waar komen we vandaan, waar gaan we naar toe en waarom? Met de laatste vraag houdt Marc Tritsmans zich in Het zingen van de wereld, zijn twaalfde bundel, niet bezig. Hij schrijft gedichten over het leven op onze aarde, zoals de titel belooft.” Aldus Tzum. Ook
Meander bespreekt de bundel: “Wanneer je zijn gedichten uitspreekt, ervaar je dat zij, meer dan in eerste instantie bij lezing lijkt, gebouwd zijn op, wellicht zelfs gehuisvest zijn in de klank van de gekozen woorden. Door zijn persoonlijke keuze te maken uit woorden die zo algemeen van gebruik zijn dat enige specifieke betekenis het ervaren van hun klank niet in de weg staat, bereikt de dichter langs natuurlijke weg het vlies in de ziel van de lezer, dat deze woorden weerklinken laat.” - “Matsiers dichterschap is weliswaar nog niet gestold, maar tegenover het proberen staan momenten waarop hij zijn eigenheid en potentie laat zien – een glimp van zijn toekomst als dichter, zou je kunnen zeggen. Matsier weet op zijn beste momenten vooral knappe, beklijvende beelden op te roepen. Zeker als hij vooral lijkt te observeren is het raak.” Athenaeum recenseert Zonder titel, zonder jaar, het poëziedebuut van gelauwerd prozaist Nicolaas Matsier.
- Meander bespreekt de nieuwste bundel van Dimitri Verhulst: “Stoppen met roken in 87 gedichten is een indrukwekkende bundel met mooie beelden en prachtige vondsten in bloemrijke melodieuze taal. Minder pessimistisch dan het prozawerk van Verhulst, maar waarin een vitaal mens naar voren komt. Toegankelijk, maar niet simpel”.
- “Veel gedichten vertrekken van de eigen situatie, een identiteit waarmee de ik-figuur uiteraard het meest bekend lijkt. Van daaruit wordt de intieme sfeer verkend, maar de buitenwereld krijgt evenzeer aandacht, met enkele gedichten die nadrukkelijk verwijzen naar de moeilijke tijdsomstandigheden en de grote kwalen van deze tijd. (…) Het is een belangrijke, maar allerminst gemakkelijke leeservaring. Cooremans beent immers zijn ervaringen uit tot momentopnamen die als het ware losgezongen worden van hun ontstaanscontext. Wat dan rest zijn zinnen met een grote intensiteit die door de lezer samengebracht moeten worden.” Mappa Libri recenseert Zonder is het licht niet zacht genoeg, de nieuwe bundel van Sven Cooremans.
- “Montale geeft zijn geheimen niet prijs, ook niet in zijn cryptische gedichten. Het vergt veel concentratie en vastberadenheid om zijn poëzie te lezen en te begrijpen. De aantekeningen van Schreuders hebben meer betrekking op het vertaalproces dan op een begin van interpretatie, toch helpen ze om een beeld te krijgen van wat de dichter zou kunnen bedoelen.” Literair Nederland recenseert Finisterre van de Italiaanse nobelprijswinnaar Eugenio Montale. Ook Meander bespreekt de bundel en richt zich daarbij vooral op de vertaling door Liesje Schreuders.
- Mappa Libri bespreekt Zwembad de verbeelding van Tom van de Voorde: “wie deze bundel leest heeft soms de indruk dat het om een bloemlezing gaat, waarin diverse stemmen aan het woord komen. Zozeer verschilt de stijl van afdeling tot afdeling. Tegelijk is er wel sprake van een duidelijke consistentie, een zoektocht naar de plaats van de mens in een verwarrende samenleving.”
- “Vormtechnisch is in Vrije val met hindernissen het gebruik van het parallellisme opvallend. Door de herhaling aan het begin van een nieuwe strofe in een gedicht wordt de inhoud van een strofe versterkt en krijgt het gehele gedicht de vorm van een litanie.”. Aldus Meander over de nieuwe bundel van Lief Vleugels.