Gepubliceerd op: maandag 11 september 2017

EI 59: Alain Delmotte – Pyrrhus’ testament

 
Warhoofd prakkiseert over zijn bekroningen

            1

Is in de hartstocht het mooiste succes niet het verlangen dat
onvervuld bleef? Levenslang riep het alvast een voze begeerte in je
op, die zich voornamelijk in tics, neuroses en één enkele maagzweer
te kennen gaf.

 

            2

Je kreeg een lauwerkrans voor wat je spuugde als je sprak en wat je
sprak was verspreking. Is dit een eer?

Hier, wat plakband voor op je mond! En verder veel voorspoed
gewenst met je dekselse mensenvlees.

 

            3

Briljant was je in wishful thinking, in weddingschappen.

Natuurlijk gokte je op het verkeerde paard. Wie niet?

Klatergoud werd je hiervoor als troostprijs aangereikt!

 

            4

Hulde aan je verdraagzaamheid: hoe lijdzaam liet je verder knagen,
wat aan je knaagde. Hulde aan al die keren dat je pispaal was.

 

            5

Een zegepraal was de strijd die je telkens weer met windmolens hebt
aangebonden.

Zin vond je in de blijvende dol en draaiende onzinnigheid ervan.

 

            6

In prognoses en in profetieën verstrikt en verstrooid: nooit kan en zal
toekomst iemands eindzege zijn.

Een trofee verdient de poëzie voor al de ruimte die ze je vrijgaf – aan
wat ze niet is.

 

            7

Ook een overwinning: de kwade dronk op al de
overwinningen die je ontgingen.

 

___
De naam Pyrrhus is onlosmakelijk verbonden met de uitdrukking Pyrrhusoverwinning, volgens Van Dale een “overwinning die in feite een nederlaag is”. Voor dit gedicht geeft dat de insteek voor overpeinzingen over ‘bekroningen’, ‘succes’, ‘hulde’, ‘eindzege’ en ‘overwinning’. Wat betekenen die woorden en ervaringen?

De titel doet vermoeden dat we de tekst van een ‘testament’ te lezen krijgen, die door ‘Pyrrhus’ is geschreven, of voor hem opgesteld. Overdenkingen terugkijkend op een leven. Maar de ondertitel geeft aan dat het ‘Warhoofd’ is die ‘prakkiseert over zijn bekroningen’, hetgeen zou betekenen dat het ‘Warhoofd’ is die aan het woord is in dit gedicht. Buiten de ondertitel komen we niets te weten over de verteller. Het hele gedicht lang wordt een -ook niet nader genoemde- ‘je’ aangesproken. Dus misschien ‘Warhoofd’ die ‘Pyrrhus’ toespreekt? Of ‘Warhoofd’ die zijn eigen ‘bekroningen’ overdenkt en met ‘je’ een reflexieve afstand van zichzelf neemt? En zich daarbij sterk met ‘Pyrrhus’ identificeert?

Dat laatste is niet zo gek aangezien elk van de zeven genummerde delen gaat over een zege, overwinning, succes, etc die allemaal een schaduwzijde hebben. ‘Hulde aan al die keren dat je pispaal was.’ Het gedicht krijgt hierdoor een sterk paradoxaal karakter. Dit wordt nog versterkt door enkele ronduit paradoxale uitlatingen. Zo staat in deel 6: ‘In prognoses en in profetieën verstrikt en verstrooid: nooit kan en zal / toekomst iemands eindzege zijn.’ Dat laatste is natuurlijk zelf een profetie over de ‘toekomst’. Het is een komische manier om de verstrikking aan te geven. Het paradoxale geeft, gecombineerd met de overwegend grammaticaal correcte volzinnen in korte fragmenten, ook een sterk aforistische indruk.

Inhoudelijk gaat het paradoxale hand-in-hand met het reflexieve. Dat is misschien het sterkste in het laatste deel. Als een ‘overwinning’ bij nader inzien in zekere zin helemaal geen overwinning is, dan zijn de nederlagen bij nadere beschouwing in zekere zin misschien wel overwinningen ‘die je ontgingen’, omdat ‘je’ niet doorhad dat het eigenlijk overwinningen waren. Dat besef is dan ‘ook een overwinning’, misschien wel de ultieme overwinning.

Het reflexieve zit in dit gedicht ook in de nadrukkelijke manier waarop het taal en poëzie als onderwerp heeft. Dit is het sterkste in deel 2 en 6.
‘Je kreeg een lauwerkrans voor wat je spuugde als je sprak’ staat er aan het begin van deel 2. Het spreken brengt woorden voort, maar ook spuug. De ‘lauwerkrans’ is blijkbaar niet zozeer voor de woorden, maar voor het bijprodukt tijdens het spreken met consumptie. Het geeft twee dingen aan. Ten eerste dat de bekroning vooral iets betreft wat toevallig en juist door gebrek aan menselijke controle ontstaat. Dit roept de vraag op ‘Is dit een eer?’ Ten tweede dat de taal, het spreken, een lichamelijke binding heeft. Dit heeft een band met ‘veel voorspoed / gewenst met je dekselse mensenvlees’ in de strofe erna. Dit klinkt alsof er iets aan het woord is dat zelf geen ‘mensenvlees’ heeft. Richt het gedicht, dat een talig lichaam heeft, zich hier rechtstreeks tot de lezer met ‘je dekselse mensenvlees’? Zijn alle ‘bekroningen’ taaluitingen?
In deel 6 komt de poëzie expliciet aan bod: ‘Een trofee verdient de poëzie voor al de ruimte die ze je vrijgaf – aan / wat ze niet is.’ De ‘poëzie’ verdient een prijs voor ‘al de ruimte die ze’ ‘vrijgaf’. Doordat er niet staat ‘gaf’, roept de versregel het idee van vrijheid op. Tegelijk wordt de ‘poëzie’ hiermee voorgesteld als een beheerder van ‘ruimte’, die ze kan vrijgeven of niet, misschien ook weer intrekken. De ‘ruimte’ heeft hier een relatie met de tijd die in de strofe ervoor (‘toekomst’) wordt genoemd.
De zinsnede na het gedachtestreepje ‘aan wat ze niet is’ zegt iets meer over de ‘je’. Voor het gedachtestreepje was al duidelijk dat de ‘poëzie’ de ‘ruimte’ ‘vrijgaf’ aan de ‘je’. Nu komen we te weten dat de ‘je’ is ‘wat ze niet is’. Daarbij slaat ‘ze’ terug op de ‘poëzie’. Dus de ‘je’ valt buiten alles wat de ‘poëzie’ is, maar kan blijkbaar wel dankzij de ‘poëzie’ ‘ruimte’ krijgen.
Overigens kan ‘ze’ ook terugslaan op ‘trofee’, als we de zin lezen met ‘een trofee’ als onderwerp en ‘de poëzie’ als lijdend voorwerp. Het is dan de ‘trofee’ die ‘de ruimte’ ‘vrijgaf’, en ook is de ‘je’ dan wat de ‘trofee’ ‘niet is’.

We kunnen ons afvragen wat -in het licht van de Pyrrhusoverwinningen- in deel 6 nu eigenlijk de schaduwzijde is. Is dat het besef van tijdelijkheid uit de eerste strofe van dat deel? Dat er geen ‘eindzege’ mogelijk is? Dat de ‘ruimte’ soms wel vrijgegeven wordt, maar niet blijft? Dat de onverenigbaarheid van mens en ‘poëzie’ misschien wel noodzakelijk is? Dat de ‘poëzie’ een ‘trofee verdient’, maar die nooit krijgt omdat ze zelf een ‘trofee’ is?

___
 
warhoofd
Warhoofds gekkenwerk
Alain Delmotte
Uitgeverij Stanza
€ 17,95
ISBN 9789490401344

In deze bundel staat ook het gedicht Negen levens dat eerder in de Lage Landen Poëzie reeks op onze website verscheen.

 
 
 
 
 
 
 
 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.