Gepubliceerd op: maandag 7 augustus 2017

EI55: Martijn Benders – Springtijd

 

Springtijd. De klaproos, met zijn gordel van                         |
                                                                                                         |
Springtijd.
Scheutig walst het bl

___

In de Eerste Indrukken bekijken we altijd één enkel gedicht. Soms een fragment, als het een lang gedicht betreft. Misschien is dat hier ook het geval. Het deel van de bundel waarin bovenstaande woorden staan, heet ELPH, is 25 bladzijden lang en kent een hoge interne coherentie. We zouden dat als één gedicht kunnen beschouwen. We kunnen ook zeggen dat het twee gedichten zijn. De beide delen hierboven staan namelijk elk op een eigen bladzijde, die tegenover elkaar liggen, zodat de lezer die de bundel open in de hand heeft ze tegelijk ziet.

Beide delen beginnen met het woord ‘Springtijd’. Volgens Van Dale bestaat het woord niet in het Nederlands. Er zijn wel twee woorden die spontaan opkomen bij het lezen van het woord: het Engelse “springtime” en het Nederlandse “springtij”. Eerder in ELPH staat al “It’s springtime!“, dus het Engelse woord is zeker van toepassing. Het leidt ons naar lente, nieuw leven, bloei. En daarmee naar het bloeien van een ‘klaproos’, en nieuwe ‘scheut’-en aan bomen en planten.
“Springtij” is volgens Van Dale “bijzonder krachtige eb en vloed”. Het roept dus de zee op, en een kortere cyclus dan die van de seizoenen. Zo’n cyclus wordt natuurlijk gekenmerkt door herhaling. Maar tegelijk helpt hij de tijd verstrijken in die onverbiddelijke ene richting. Die twee elementen zien we hier terug. Het gedicht kent zijn eigen cyclus door de herhaling van het woord “Springtijd”, maar tegelijk zijn er verschillen. Ten eerste staat het herhaalde woord op de volgende bladzijde. De lezer is al weer een bladzijde opgeschoten. Daarnaast staat de herhaling niet schuingedrukt. Beide keren wordt het woord gevold door een zin die voortijdig wordt afgebroken. Maar ook hier verschillen: de tweede keer begint de zin op de volgende regel, en wordt midden in een woord afgebroken. De ‘-tijd’ uit ‘Springtijd’ heeft zo richting gekregen in de vorm van het gedicht.

Het woord ‘springtij’ roept ook een zekere dreiging op. Een gevaar, vooral van de vloed, die de dijken en huizen aan de kust kan bedreigen.
Dat gevoel van dreiging komt ook in andere woorden in het gedicht tot uiting. ‘Spring’-en is iets wat niet alleen onschuldige kinderen in de lente op het schoolplein doen, maar ook bommen (met ‘spring’-stof), al dan niet aan de ‘gordel’ van een zelfmoordterrorist. Ook de ‘klap’ in de ‘klaproos’ krijgt in dit verband een agressievere betekenis.
In het tweede deel is de dreiging niet zo explosief, maar minstens zo onontkoombaar en vernietigend. Want wat ‘walst’ er? Staat ‘het bl’ voor “het blauw” (gezien de andere delen van / gedichten in ELPH een voordehandliggende mogelijkheid), en daarmee voor lucht en water? En ‘walst’ het dan lichtvoetig op een vrolijk muziekje (een nog kortere, maar kunstmatige cyclus), of ‘walst’ het loodzwaar alles wat het tegenkomt plat? De dreiging hier is traag, in tegenstelling tot de explosieve, kortstondige dreiging in het eerste deel. Daar speelt overigens ook een andere (tragere) dreiging op de achtergrond, namelijk die van de ziekte ‘gordel”-roos’.

Het platwalsen zou best wel eens de oorzaak kunnen zijn dat de zinnen afgebroken zijn voordat ze volledige zinnen hebben kunnen worden. Of zijn het gewoon ‘scheut’-en, nieuwe loten aan de poëzieboom, die nog tot volledig wasdom moeten komen?
Misschien ook zijn de zinnen verdoofd. De ‘klaproos’ is immers een papaver, waarvan sommige soorten voor verdovende middelen worden gebruikt. Ook is een ‘scheut-‘ mogelijk van (sterke) drank. Het feesten aan het begin van de lente, het dansen van de wals, het is allemaal mogelijk in dit gedicht.

De woorden van dit gedicht, deze gedichten, of dit fragment van een gedicht, roepen zo meerdere betekenisrichtingen op. Emotioneel is er enerzijds het spelen, feesten, nieuw leven en anderzijds dreiging, vernietiging en ziekte. Inhoudelijk speelt er overdaad vs beperking en cyclus vs lineariteit. Daarnaast speelt er een metapoëtisch nivo, met name door de vorm en het afkappen van de zinnen.
Het is te danken aan het lef van de dichter die de woorden zoveel ruimte op de pagina’s heeft gegeven. Het is aan de lezers om die ruimte te gebruiken en de scheuten tot wasdom te laten komen.
___
 

Nachtefteling
Martijn Benders
Uitgeverij Van Gennep
€ 17,90
ISBN 9789461648082

In de bundel staat overigens ook het gedicht Hoeveel wisselingen van de wacht nog dat eerder in de Lage Landen Poëzie reeks op onze website verscheen.

 
 
 
 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.