Gepubliceerd op: maandag 19 juni 2017

EI48: Marije Langelaar – Optellen

 

Tellen de dagen dat het zin heeft, dat hij honger
heeft, thuisblijft, zijn jas vergeet, meegaat,
stilzwijgt, zijn veters strikt, dooreet,
moddergooit, wazig is, opstandig, bloedend,
doodmager, projectielig.

Leggen onze gevoelens daaromtrent in
doordringende kleuren op tafel, heldergeel,
jammerzwart, gekoesterd bruin, levend rood, mul
groen, bruin in draden, in frommels, in klonten, in
scheuren.

Nodigen rook, wolken, elektriciteit, gevoelens,
angsten, aura uit in bewaarpot.
Sluiten.

Gaan ernstig kijken.
Tellen de tabellen en kleuren op. Uitkomst is een weiland
om het even waar omstreeks een uur of tien
met een vlieger die hard trekt.
___

Het gedicht valt met de deur in huis. Een infinitief of meervoudsvorm, beide opties staan open. Als het een meervoudsvorm is, ontbreekt het onderwerp. Wie tellen de dagen? Wij, jullie, zij? En wat heeft zin? We kunnen dit opvatten als: zolang als het zin heeft, zolang het nut heeft. Met de ‘hij’ die aan het eind van de regel geïntroduceerd wordt klinkt ook mee: ‘dat hij zin heeft’. En moet de onuitgesproken ‘ik’ hem dan zijn zin geven, ter wille zijn?

Ondertussen neemt ‘hij’ de eerste strofe volledig over. Wat hij doet bepaalt wat er gebeurt, zelfs wat hij niet doet. In eerste instantie gaat het om hele gewone huiselijke zaken. Maar ‘thuisblijft’ of ‘meegaat’ kan natuurlijk ook iets zeggen over in hoeverre of hoe vaak ‘hij’ nog als een ‘wij’ wenst op te treden. Met ‘stilzwijgt’ en ‘dooreet’ wordt een gespannen stilte aan tafel geschetst. Maar de stilte duurt niet lang: er wordt met modder gegooid. De ‘hij’ is daarbij afwisselend dader en slachtoffer, althans in de vier woorden in v4. De strijd put hem uit. De laatste twee woorden zijn neologismen. ‘Doodmager’ klinkt als een variant van, of misschien zelfs als een overtreffende trap van broodmager. ‘Projectielig’ is een lastig woord. Het klinkt een beetje ‘iel’. Misschien ligt het in het verlengde van ‘moddergooit’, maar bij ‘projectielig’ heb ik toch meer het gevoel dat ‘hij’ hier zelf slachtoffer is, het voorwerp waarmee gegooid wordt.

De tweede strofe maakt melding van ‘onze’ gevoelens. Dat suggereert, dat het ontbrekende onderwerp waar wij aan het begin van deze bespreking naar zochten een ‘wij’ is. Misschien stond dat ‘wij’ er nog wel in de eerste versie van het gedicht: ‘Wij tellen de dagen dat het zin heeft’; ‘Wij leggen onze gevoelens (…) op tafel’. Hoeveel wint het gedicht aan spanning door dit ‘wij’ weg te laten! Waarmee natuurlijk tegelijkertijd gezegd wordt: er is geen ‘wij’ meer. Al is dat een conclusie die ik pas trok nadat ik het gedicht een aantal keren gelezen had.

Vervolgens worden in de tweede strofe ‘gevoelens daaromtrent’ op tafel gelegd. En wel ‘doordringende kleuren’, wat wijst op een openhartig gesprek, waarin men elkaar eens flink de waarheid zegt. Langelaar verveelt ons niet met trieste anekdotes. Strofe twee is een abstracte schildering, waarin kleuren een eigen leven gaan leiden. ‘Jammerzwart’: er wordt gejammerd, of misschien nuchter geconstateerd dat het jammer is dat het zo gelopen is. Het bruin heeft een belangrijke rol. In eerste instantie als iets dat ‘gekoesterd’ werd en misschien nog steeds wordt, en vervolgens als iets dat in steeds verder uit elkaar vallende vormen op tafel wordt gelegd, totdat de scheuren (breuk) zichtbaar worden. Dit lezend ervoer ik wat meestal in een ruzie gebeurt: het gaat nauwelijks meer om wat er gezegd wordt, maar vooral om hoe het gezegd wordt. Pure emotie: levend, koesterend, klagend en verdrietig (jammer), zwaar en onbegaanbaar (mul). Hoe zal dat aflopen? Zoals het meestal afloopt: men wordt moe, of één van beiden loopt met slaande deuren weg.

Of men probeert tot een vergelijk te komen, zoals in strofe drie. De opsomming rook t/m aura doet denken aan een reinigingsritueel zoals in een zweethut plaatsvindt, waarbij ook bepaalde energieën en krachten worden uitgenodigd. Of creëert rook een mistgordijn? Alle extreme uitingen worden in (een) bewaarpot gestopt, het zoveelste neologisme in dit gedicht, dat net als ‘doodmager’ zo vertrouwd klinkt dat je verbaasd bent dat het niet in het woordenboek staat. ‘Bewaarpot’ klinkt als doofpot. Of misschien juist niet: alle argumenten en voorvallen worden bewaard, om in een volgend gevecht opnieuw te kunnen worden ingezet. Maar voor dit moment: Sluiten. Een briljant korte regel, waarin vorm en inhoud samenvallen.

De storm is gaan liggen, het gedicht nadert zijn einde. Men zet een ernstig gezicht op terwijl de balans wordt opgemaakt. De tabellen lijken te verwijzen naar gebeurtenissen, zoals verwoord in de eerste strofe. De kleuren zijn gevoelens zoals geschilderd in de tweede strofe. Het optellen van tabellen is een beetje slordig: we kunnen in een tabel alle getallen in een bepaalde kolom optellen, maar de tabel zelf optellen zal niet gaan. Hoe dan ook: er ontstaat een vreemde, moeilijk te interpreteren uitkomst. Dat is niet zo verwonderlijk als je zulke verschillende zaken probeert op te tellen. (Niet voor niets heet een van de volgende gedichten ‘Appels en peren’.) De voorlaatste regel is grammaticaal lastig. Als we ‘waar’ als een betrekkelijk voornaamwoord lezen (een weiland waar…) ontspoort de zin. We krijgen wel een grammaticaal kloppende zin wanneer we ‘waar’ als een bijwoord opvatten, en een korte pauze of komma na ‘waar’ denken. Het weiland wordt dan dubbelzinnig gespecificeerd: heel globaal (‘om het even waar’) en vrij nauwkeurig (‘omstreeks een uur of tien’). En met die vlieger kunnen we alle kanten op. In eerste instantie lijkt de dichter met de overgang naar een weiland met een vlieger vooral een surrealistisch effect te beogen. Maar ook: weg van hier, even lekker met de kop in de wind lopen. Een vlieger heeft daarbij een mooie paradoxale kant: juist door een tegenkracht uit te oefenen gaat de vlieger de lucht in. Misschien geldt dat ook voor een relatie, hard werken en dan toch zien dat het de andere kant opgaat. Of gaat deze vlieger niet op?

Laten we tot slot nog een keer teruggaan naar de eerste strofe. ‘Tellen de dagen dat het zin heeft’: er zijn steeds minder van dat soort dagen, dagen dat het zin heeft om bij elkaar te zijn. De titel van het gedicht laat zich nu lezen als een aansporing, aan de verder in het gedicht nogal afwezige ‘zij’, om de balans op te maken. De uitkomst laat zich raden. (Spoiler: het volgende gedicht in de bundel heet ‘Vertrek’.)

___
 

Vonkt
Marije Langelaar
Uitgeverij De Arbeiderspers
€ 17,99
ISBN 9789029511681

 
 
 
 
 
 
 
 

Over de auteur

- Eric van Loo is dichter en werkt voor Meander als poëzierecensent en redacteur van de Klassiekers.