Gepubliceerd op: vrijdag 12 mei 2017

EI42: Nanne Nauta – Bokalen 7-4

 

vind je terug in een provincieplaats vlak voordat je de grijze Mercedes instapt.
loop met jullie langs de plassen naar de auto en neem afscheid.
zie hoe mijn buurman zijn toelatingsexamen niet gehaald heeft.
rij langs de hei en zie een buizerd in de berm zitten.
kom te laat bij de gate, het vliegtuig vertrekt.
word door de groep beoordeeld en mag blijven.
pas op de kat van de buren.

 
___

Laat ik de verleiding weerstaan en het niet over het concept van de bundel als geheel hebben. Er valt genoeg over het gedicht-op-zich te zeggen. Een bottom-up benadering, zo u wilt.

In alles ademt het gedicht een nadrukkelijke geconstrueerdheid.
Opvallend is de vorm met gecentreerde, in lengte afnemende versregels. Dat roept bij mij vooral proza in herinnering. In Jacques Hamelink’s meesterwerk Ranonkel eindigde elk van de vier delen op deze manier, en in Plicht! van meesterverteller Louis Ferron zelfs ieder hoofdstuk.
De vorm doet denken aan een trechter, misschien een zandloper. De woorden nemen af terwijl de lezer het gedicht leest, totdat ze aan het einde allemaal verdwenen zijn. De vorm wijst naar een verdwijnpunt onder het gedicht waarin schrijver, verteller, tekst en lezer samen afwezig zijn.
Tegelijk blijft de vorm statisch onveranderd op de pagina. Een driehoek, misschien een vlaggetje zoals bij een verjaardag wel als onderdeel van een slinger wordt opgehangen. Of een vaantje van een sportclub.

Er is nog een opvallend vormelement. Iedere versregel is een afgeronde grammaticale zin, behalve dat er steeds aan het begin iets mist. We zouden de zinnen ook kunnen opvatten als gebiedende wijs, maar dan zouden we eigenlijk een uitroepteken aan het einde verwachten. Bovendien werkt het voor de meeste zinnen niet goed, met name de tweede versregel.
Bij de eerste versregel zouden we nog kunnen denken aan woorden als ‘wat’ of ‘wie’, maar dan zouden we een vraagteken aan het einde verwachten. Er is niet gezegd hoe lang de volledige zinnen zouden moeten zijn, m.a.w. hoeveel woorden er voor iedere versregel geplakt moet worden. Zelfs niet dat we iedere versregel tot één enkele zin moeten beperken. We zouden bijvoorbeeld de laatste woorden van het gedicht, ‘de kat van de buren’, kunnen gebruiken om van de eerste versregel een volledige grammaticale zin te maken. Het gedicht toont van iedere zin maar een gedeelte. Elke versregel toont een deel van de woorden van een verhaal.
De constructie van het gedicht biedt de mogelijkheid om voor elke versregel het woord “ik” te zetten om de zinnen te completeren. We zouden het een negatieve anafoor kunnen noemen. De versregels moeten op deze eigenschap geselecteerd zijn, of ervoor (om)gevormd.
Deze mogelijkheid zorgt ervoor dat er een verband kan zijn tussen al die losse fragmenten, een “ik”, een zelfbewustzijn dat ervaringen kan opdoen en die ervaringen onder woorden kan brengen.
Door het systematisch weglaten van “ik” wordt het verdwijnen van zowel de auteur als de verteller tastbaar. De lezer wordt uitgenodigd om letterlijk een eigen “ik” in het gedicht in te brengen. De onaffe zinnen zijn op een lege manier persoonlijk. De lezer wordt het subject van elke beschreven handeling, wordt onderdeel van de situaties, ervaart ze bijna lijfelijk, maar wordt tegelijk het perspectief van waaruit verslag daarvan wordt gedaan.

Ook in de inhoud is het gedicht nadrukkelijk geconstrueerd.
De versregels vertellen elk een kort fragment van een verhaal, maar ze lijken geen deel uit te maken van een overkoepelend verhaal. We zouden zo’n verhaal wel kunnen maken, maar dat zou redelijk lang worden. In ieder geval zijn de versregels disjunct. Ze sluiten niet “logisch” op elkaar aan. Ze lijken op shots van een film, waarvan de volgorde niet op narratieve gronden bepaald is, maar door de (afnemende) lengte van de versregels.
Ondanks het fragmentarische karakter kent dit gedicht inhoudelijk een hoge mate van coherentie. Alle versregels gaan over (mogen) blijven en/of (kunnen) vertrekken. Dat sluit mooi aan bij de verdwijnende en tegelijk statische aspecten van de vorm van het gedicht.

De nadrukkelijke constructie verraadt een actieve en zelfbewuste auteur, die desondanks in het gedicht is teruggetreden en de leidende rol aan de lezer laat. Ook geeft de strakke vorm een mooie spanning met het fragmentarische en disjuncte van het gedicht. Wat dat betreft past het gedicht helemaal in de hedendaagse conceptuele poëzie. En zo kom ik toch bij het concept van de bundel, waardoor nog lagen van kunsthistorische aard en betekenisgeving worden toegevoegd. Maar over dat concept kunt u elders wel lezen.
___
 

Bokalen
Nanne Nauta
Uitgeverij crU
€ 16,95
ISBN 9789079993154

 
 
 
 
 
 
 
 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.