Gepubliceerd op: zaterdag 18 maart 2017

Recente Poëzierecensies – maart 2017 (1)

 

  •  
  • “In Stad van liefde toont Jabik Veenbaas zich opnieuw een meester in het oproepen van spanning tussen het heden en een voorgoed voorbij verleden. Als hij dat combineert met het hoofdmotief in deze bundel – de liefde – levert dan meteen de beste gedichten op.” Aldus Meander aan het begin van een positieve recensie.
  • Tzum bespreekt het debuut van Jana Arns: “Wat de titel Status: het is ingewikkeld betreft en voor wie niet op Facebook zit: die refereert aan een optie op Facebook, waarmee iemand aan de rest van de wereld kan meegeven of hij of zij op dat moment al dan niet een (liefdes)relatie heeft of juist, zie de titel, iets ertussenin.”
  • “Perquin heeft met deze nieuwe bundel een zeer leesbare, verrassend knappe bundel geschreven die voor mij een aards-metafysische inslag heeft, zonder dat hij humor en directheid mist. In haar pogingen het afwezige in het aanwezige te laten zien vanuit het deel of het geheel, maakt zij deze bundel tot een existentiële ervaring met een spirituele kwaliteit.” Zo besluit Meander een recensie van Meervoudig afwezig van Ester Naomi Perquin.
  • Toon Tellegen heeft dit niet weerhouden een gedicht te schrijven dat precies eindigt op bladzijde 99, onder de titel De optocht. Verslag van een ooggetuige. Het verscheen voor het eerst in 2012; in 2016 kwam de vierde, herziene druk uit, speciaal vervaardigd ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van de auteur, met tekeningen van Annemarie van Haeringen.” Aldus Literair Nederland. “Lees het hardop voor aan een of meer geïnteresseerden – en geniet van de verrassende en grote rijkdom in woord en beeld, van de merkwaardige, meeslepende zeggingskracht van Tellegens uitzonderlijke poëzie.”
  • Klecks zoekt zoals gebruikelijk naar verbindingen met andere dichters en denkers, ook bij de bespreking van de veelgeroemde debuutbundel van Hannah van Binsbergen: “De krachten die in Kwaad gesternte een individuele identiteit uiteen trekken, vinden we ook terug in het werk van een andere schrijver van aforistisch proza: Gedachten van Blaise Pascal.”
  • Meander is uitermate cynisch over Een kogelvrije zomer, de nieuwste bundel van Martijn den Ouden. “Het soort onverschilligheid waar Den Ouden blijk van geeft, bestaat natuurlijk slechts bij de gratie van onbetrokkenheid. Het ziet er anders uit wanneer de zaken waar je zo zonder enig gevoel over schrijft, jou persoonlijk of je familie of vrienden raken. Het is erg gemakkelijk om een man met een strijkbout naar zijn vrouw uit te laten halen; tenminste, zolang je het niet echt hebt gezien of beleefd.”
  • “Het geheel lijkt een allegorie die gaat over verloren liefde en uiteindelijk een verloren leven.” stelt Tzum in een bespreking van De tere bloemen van het verstand van Myrte Leffring.
  • De Reactor bespreekt de jongste bundel van Tonnus Oosterhoff. “Een doopsgezinde deemoedigheid raakt hier aan een laatmoderne eenzaamheid. Zo bezien is de zin Ja Nee de kortst mogelijke samenvatting van het menselijk bestaan.”
  • “De toon is van een onderzoekende, zelf-relativerende aard. Wie zo kan spreken, kan alles – omdat alles benaderd kan worden. Zelfs het onmogelijke.” Deze lovende woorden zijn voor Vicky Francken en staan in een recensie van haar debuut Röntgenfotomodel op De Volkskrant.
  • Meander bespreekt Koor, een bloemlezing uit eerder werk die Peter Verhelst zelf samenstelde.”Verhelst houdt niet van het verhaal met een begin en eind en ook de zinnen, vaak willekeurig afgebroken, hebben dat niet. Al poneert hij hier en daar een volzin aan het slot, de gedichten zijn meestal een vlakke aaneenrijging van herinneringen en flarden van gedachten.”
  • “Wat ik maar gezegd wil hebben: deze bespreking volgt een omweg.” waarschuwt Klecks aan het begin van de bespreking van de debuutbundel van Joost Baars. Bij Klecks is zo’n omweg natuurlijk de moeite waard, maar voordat die begint, geeft Klecks eerst een overzicht van de bundel: “Voor enig houvast, eerst even de feiten. Binnenplaats opent na een motto met een los gedicht, ‘Kosmologie van het tapijt’. Daarna volgen vier afdelingen, die alle behalve de derde een eigen motto meekrijgen. ‘Binnenplaats’ bevat gedichten elk geschreven aan een Jij (met een hoofdletter die persoonsnamen niet krijgen), ‘Meer dan aan elkaar’ bestaat uit een grotere variatie aan gedichten, vervolgens komt ‘Waar ik niet heen wil gaan’, een afdeling vertalingen van sonnetten van Gerard Manley Hopkins, en ten slotte ‘Het dal van Spoleto’, een reeks gedichten geschreven aan verschillende vogels of vogelsoorten. Het laatste gedicht wordt in de inhoudsopgave gerekend tot die laatste afdeling, maar staat in de bundel wel na een leeg gelaten bladzijde.”
  • “Wie de gedichten laat bezinken, zal verwonderd zijn hoe zeer geluid of stilte daarin verweven zijn: in elk gedicht verwijzen tientallen woorden naar het thema, van het ‘lopen op kousenvoeten’ tot aan ‘muizenoren’. Toch doet het nergens overdreven aan en kunnen de gedichten heel goed – buiten dit thema – op zichzelf staan. Kijken en observeren komen even sterk naar voren als het luisteren naar geluiden; dat bewijzen de mooie vergelijkingen en de bedachtzame weergave van wat er gezien is. Een evenwichtige bundel die nieuwsgierig maakt naar een volgende.” Zo eindigt Literair Nederland een lovende recensie over De geluiden, de debuutbundel van Paul Meeuws.
  • Tzum schrijft ook deze maand over Gedichten van de broer van Roos: “Geen teksten om lang over na te denken, om het zo maar te zeggen. Wel is het zo, dat wanneer van de meer dan 25.000 lezers van dit boekje ook maar 10 procent verder gaat met het lezen van teksten waaraan je het label poëzie zou kunnen hangen, dat winst zou zijn voor eenieder die de verspreiding ervan een warm hart toedraagt. Aan de andere kant kan de ware poëzieliefhebber deze – overigens fraai uitgegeven – bundel dan weer beter links laten liggen, omdat er gewoon niet zo veel eer aan de inhoud te behalen valt. Dat klinkt misschien zuur en Tim Hofman kan daar ook niet zo veel aan doen en in feite is het ook helemaal niet zo erg.”
  • “Zij schrijft haar gedichten in één keer op, en laat de tekst daarna ongewijzigd. Elke dag begint ze met schrijven, als ik het goed begrijp nog voor het ontbijten en douchen. Soms zijn er nog droombeelden die in het schrijven doorsijpelen, in ieder geval is de waakzame oordelende geest nog niet helemaal wakker. Alle ruimte dus voor het creatieve, associatieve brein.” Meander bespreekt Misschien moet alles eerst op tekening hersteld van Alja Spaan.

Over de auteur