Gepubliceerd op: vrijdag 17 februari 2017

LL94: Luuk Gruwez – Hydrocefalus

 

Zelf lijkt zij zoveel kleiner dan zij is, zoals zij
daar te bedelen staat in de Calle Francisco Madero.
Ik onderweg naar de murales van Diego Rivera
in een streng bewaakt Palacio Nacional.

Vóór haar wat zíj bewaakt: een wieg met mannenhoofd
vol watersnood. Een tel of twee bekijkt het mij
haast schaamteloos scherpzinnig. Zo groot is het dat
wat onder een deken ligt, lijkt te ontbreken:

een torsootje, armpjes, beentjes. Terwijl de tussentijd
die volle kop maar mummelen laat: Verleen mij a.u.b.
de juiste ledematen, zodat ik weg kan rennen als het moet
van wat mij gruwen doet. Hé, wereld, staar mij niet zo aan,

bezwaar mij niet met wat u van me vindt. Ook ik ijl voorbij,
maar anders dan u.
Groter wordt het Palacio Nacional
alsof er groei zit in mijn eigen hoofd waarin
de hele historiek van wreedheid in schoonheid,

schoonheid in wreedheid verpakt. Eenmaal ter plekke
is er enkel nog die oogopslag, de geniale smoel
die de miljoenen doodshoofden van Mexico Ciudad
bevat. En dan die vrouw die – veel te klein – blijft bedelen,

steeds minder wordt, niet eens een aalmoes van mij krijgt.
Maar hij? Hij wordt juist zwaarder, als iets van ver, en tegelijk
zo licht als suikerspin, als die paar vingers, tenen, staartbeentje,
dat kromme graatje van iets als een rug. Ten slotte lichter nog

dan alle as die men een mooie dag van hem verstrooien zal.
Ondraaglijk is alleen zijn vraag: Hoeveel peso ben ik waard?
Niet dat ik dood wil, al schept het wel een band als je er
net als die en die niet meer bent. Laat men een kunstwerk

van me maken, genaamd ‘Ik ben’. Ik ben die rare
waterkoker van een kop die op ontploffen staat.

Nog kijkt hij mij een paar seconden aan
alsof hij mij sinds altijd kent.

En met dat hele Palacio Nacional in zijn blik lipt
hij nog na wat hij maar niet gezegd kan krijgen, niet
tegen mij met mijn te grote ik dat evenmin iets anders
zeggen kan dan dit: Is het nu echt nog niet genoeg geweest?

 

___

Luuk Gruwez (Kortrijk 9 augustus 1953), woont sinds 1976 in Hasselt (B), waar hij tot 1995 werkzaam was in het kunstonderwijs.
Hij brak voor het eerst door met de dichtbundel De feestelijke verliezer (1985). In 2009 werd hij bekroond met de Herman de Coninck Publieksprijs voor het gedicht Moeders uit de bundel Lagerwal. In 2012 verscheen de dichtbundel Wijvenheide, waarmee hij genomineerd werd voor de VSB Poëzieprijs. In 2015 zag de bundel De eindelozen het licht en in 2016 zijn verzamelde essays en brieven over poëzie en verwante zaken onder de titel Ik wil de hemel en ik wil de straat.

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Over de auteur