Recente Poëzierecensies – januari 2017 (1)
- Idwer de la Parra debuteerde vorig jaar met Grond. Meander is lovend over de bundel. “Zijn gedichten zijn beeldend, evenwichtig, bezitten door een bondige formulering een intrigerende spanning en daardoor heeft de bundel niets van een debuut.”
- De Reactor bespreekt de jongste bundel van Eva Gerlach en constateert:”contrasten kenmerken veel van de gedichten in Ontsnappingen en hebben niet zelden een ontregelende werking. Vaak blijkt het een herinnering te zijn die ervoor zorgt dat een bepaald tafereel van connotatie verandert.”
- “Ongrijpbaar. Dat is het woord dat zich opdringt bij het lezen van de gedichten van Roland Jooris. De gedichten zijn niet lang en de dichter gebruikt geen moeilijke woorden. De situaties of plaatsen die Jooris soms in enkele woorden oproept zijn eenduidig. Maar wat de dichter met zijn gedichten wil uitdrukken blijft ongrijpbaar.” verzucht Literair Nederland naar aanleiding van Bladgrond.
- “Het gevolg is dat weinig gedichten in Te voet is het heelal drie dagen ver meer zijn dan Michels particuliere ordening van wat hij in zijn zelfverklaarde ‘vlindernet’ heeft opgevangen. Het probleem van de meeste poëzie vind ik dat er nauwelijks aan de takken wordt gezaagd. Te vaak laat Michel zijn gedichten drijven op opsommingen, gebruikt hij ‘wat me doet denken aan’-constructies om duidelijk te maken hoe subjectief het associatieproces is, zijn gedichten niet meer dan opgehakt proza of zelfs een flauwe grap.” oordeelt De Reactor over de bundel van K. Michel.
- De Volkskrant karakteriseert de poëzie van Wislawa Szymborska zoals we die hebben leren kennen na de toekenning van de Nobelprijs in 1996: “De gedichten die we twintig jaar lazen, en die nog zouden worden gevolgd door enkele nieuwe bundels, (…), droegen een vertrouwde signatuur: een onweerstaanbare combinatie van alledaagsheid, filosofie en ironie.” Maar helaas geldt dit niet voor Zwart lied dat nu verschenen is in vertaling van Ad van Rijsewijk. Het is een uitgave van haar vroege werk “toen Szymborska nog niet Szymborska was”.
- “Wat is Maskerade? Een roman? Zo werd het boek gepresenteerd. Maar het telt slechts 96 bladzijden. Is het dan een novelle? Zou kunnen. Of een plotloos prozagedicht? Vaandrager zelf rept over poëtisch proza. Het maakt niet uit: een lezer kan in dit geval zelf een genremasker kiezen – ik blijf het voor het gemak een roman noemen. Poëzie speelt in ieder geval een wezenlijke rol. Neem de assonanties, alliteraties, neologismen,” begint Meander een bespreking van de nieuwe Harry Vaandrager. Ook Tzum bespreekt het boek en besluit: “die eigenzinnige stijl maakt Maskerade zowel afstandelijk als persoonlijk. Hierdoor zal dit boek niet aan iedereen besteed zijn. Maar de liefhebber van talige spitsvondigheid en een onalledaagse brille qua stijl, zal met Maskerade zeker aan zijn trekken komen.”
- “De ommeloze is een eeuwenoude boom in het dorpje Leupegem in de buurt van Oudenaarde. De esdoorn staat er helemaal geïsoleerd in het landschap. Op die manier staat hij symbool voor een vergaan verleden (dat in de vorm van een levend monument blijft voortbestaan en ons met dat verleden confronteert), maar ook voor de natuur die zich als het ware overeind houdt in een vermenselijkte (onderworpen) wereld. En, niet te vergeten, als verticaal object in een horizontaal landschap vormt de boom het symbool bij uitstek van de mythische ‘axis mundi’, de verbinding van hemel en aarde (zelfs de onderaarde, via de wortels. Al die elementen krijgen in deze fraaie uitgave hun plaats.” Aldus Mappa Libri in een recensie van een bijzondere uitgave met foto’s van Carl Deseyn en gedichten van Annie Reniers en Claude van de Berge.
- “Het is geresigneerde poëzie, niet uitbundig literair, geen dubbele bodems en fiorituren en nauwelijks beeldspraken” stelt Meander over Sterveling. De gedichten van een babyboomer van Dirk Kroon.
- Tzum recenseert Ik raak je aan, een bloemlezing van de gedichten van Wam de Moor. Samengesteld en ingeleid door Victor Vroomkoning.
-
“De genummerde gedichten op de linker bladzijde hebben een mysterieuze sfeer, en kennen een duidelijk gecomponeerde verhaallijn. Ze maken indruk, hoewel ik niet uitsluit dat ze tenslotte als een zeepbel uiteenspatten. De gedichten op de rechterbladzijde zijn cursief gedrukt, en lijken op meer lyrische toon verdieping te geven van of commentaar te leveren op de gebeurtenissen aan de linkerzijde. In deze gedichten is vaak sprake van een man en een vrouw, van verlangens en verwikkelingen in een relatie.
Kort samengevat gaat het verhaal over een vrouw die in het eerste gedeelte van de bundel (‘Wankelend licht’) een brug beklimt. Het middelste gedicht heet ‘Iemand is een brug’. In het derde gedeelte van de bundel (‘Totdat ook de nachten verdwijnen’) vindt de afdaling van de brug plaats.” Aldus beschrijft Meander kort De tere bloemen van het verstand. Ook Literair Nederland bespreekt deze bundel van Myrte Leffring en heeft een andere kijk op het gebruik van linker en rechter bladzijdes: “Leffring heeft ervoor gekozen om op de linkerpagina het verhaal over de vrouw in de verleden tijd te vertellen, waardoor het nog meer op een sprookje lijkt, ook zonder dat de woorden ‘er was eens’ letterlijk gebruikt worden. Op de rechterpagina staan – tegenwoordige tijd en cursief gedrukt – de gedachten van de vrouw en de herinneringen aan haar vroegere leven: deze twee benaderingswijzen vullen elkaar aan en geven zo een gelaagd beeld van de mythische reis van de vrouw.”