Gepubliceerd op: zaterdag 31 december 2016

Recente Poëzierecensies – december 2016 (2)

 
liggen

  •  
  • K. Michel heeft ooit eens verteld dat hij door het onderling vergelijken van vertalingen erachter is gekomen dat een poëzietekst een waaier aan mogelijke betekenissen in zich draagt. De aforistische poëzie van Willem van Hussem leidde hem naar de Chinese poëzie. Hij volgde de stappen van de vertalers. Daardoor kwam hij voor een tijdje zo ver van het Nederlands af te staan, dat hij met andere ogen naar zijn moedertaal leerde kijken. Iets van die verwondering heeft Michel ten opzichte van de werkelijkheid nog altijd weten te behouden.” Meander bespreekt Speling zoeken. Alle gedichten tot nu en behandelt daarbij interessante karakteristieken van de poezie van K. Michel. “Taal maakt van de mens en zijn leven een abstractie. Michel is voortdurend op zoek naar een taal buiten de taal, waarbij zijn ‘buitenwijkverbeelding slechts / tekortschietende vergelijkingen voorhanden heeft’. Het blijkt een paradoxale opgave te zijn die tot niets anders kan leiden dan tot poëzie waarin met diezelfde taal een jacht op de essentie van de dingen wordt geopend. Toch weet Michel te ontkomen aan louter redenerende poëzie. Hij bedient zich van humorvolle, ironische en soms uitgelaten uitbeeldingen, wendbaar als hij is in zijn beelden en vergelijkingen. Daarin weet hij een opmerkelijke lichtheid van toon in zijn gedichten op te roepen.”
  • Liter vertelt naar aanleiding van De Sonnetten hoe versregels uit de poëzie van Boudewijn Büch onverdringbaar in het hoofd komen en blijven.
  • “Met een lang gedicht gaat Peter Handke (1942) ‘de duur’ te lijf. De duur van wat? De duur van woorden, de duur van het denken, de duur van alles wat de dichter voortbrengt.” De Volkskrant bespreekt Gedicht aan de duur, dat uit het Duits werd vertaald door Huub Beurskens. “Handke gaat tegen de duur in. Hij noch de lezer komt erachter waar deze uit bestaat. Niettemin ontstaat er een denkruimte waarin duur en dichter voortbestaan.”
  • Tzum bespreekt De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten zoals samengesteld door Ilja Leonard Pfeijffer met de nodige spot. “Op het randje zit Lucebert met ‘Er is een grote norse neger in mij neergedaald / die van binnen dingen doet die niemand ziet / ook ik niet want donker is het daar en zwart / maar ik weet zeker hij bestudeert er / aard en structuur van heel mijn blanke almacht / hij morrelt wat aan halfvermolmde kasten / dat voel ik – splinters schieten door mijn schouder / nu leest hij oude formulieren dit is het lastigst / teveel slaven trok ik af van de belasting’, wat op zich een plat boodschapperig gedicht is, maar door zijn meeslepende metrum en gedoseerde binnenrijm toch gaat zingen (en heden ten dage vanwege het discriminatoire taalgebruik niet meer zou mogen worden geschreven – ik geef de heer Pfeijffer de suggestie mee om ‘neger’ in de volgende druk te vervangen door ‘people of colour’, de term ‘norse’ te schrappen, want stigmatiserend – alsof alle mensen die niet wit zijn automatisch een slecht humeur hebben, hoewel ze daartoe uiteraard het volste recht hebben, gezien het slavernijverleden en het institutionele racisme; verder de woorden ‘donker’ en ‘zwart’ te schrappen, om voor de hand liggende redenen, ‘blanke’ te vervangen door ‘witte’ en het gedicht toe te schrijven aan een gekleurde Nederlander, zodat de kwestie van de culturele toe-eigening ook weer is opgelost. Men zegt soms dat ik negatief ben, terwijl ik juist inspanning na inspanning pleeg om de wereld constructief beter te maken. Je kunt wel ronkende inleidingen schrijven, maar het gaat erom dat we iets ten goede veranderen, toch, meneer Pfeijffer?)”
  • “Voor mij ligt een dichtbundel met een prachtig omslag, die een rustige en eindeloze zee voorstelt. Het is een bundel van Ilse van Staden. In de titel Waar die oog van stil word herkent men al een tegenspraak in zichzelf, een zintuiglijke ervaring wordt overgedragen op een ander zintuig.” Meander vindt de bundel -in het Afrikaans- Waar die oog van stil word “een kennismaking met een dichteres die existentiële problemen verwoordt in een taal die soepel en lenig is, vol associaties, en goed te begrijpen”.
  • Monniksoog valt te lezen als 33 losse, maar samenhangende gedichten, of als één langere meditatie. Zoals alles in deze bundel, of eigenlijk zoals alles in het werk van Cees Nooteboom, lijkt een simpel gegeven als het aantal gedichten in een bundel vol betekenis. 33 gedichten, één meditatie, het ‘monnik’ in de titel: de christelijke symboliek is overduidelijk.” Zo bespreekt 8 weekly de nieuwste bundel van Nooteboom en komt verder tot de observaties: “Hij tovert archetypen tevoorschijn, brengt situaties en gebeurtenissen terug tot een compacte kern, om die kern vervolgens open te trekken. // Dit is een hecht gecomponeerde bundel. Elk gedicht, behalve het laatste, bestaat uit dezelfde structuur: drie kwatrijnen, afgesloten door een halve regel.”
  • Mappa Libri bespreekt de bloemlezing Er loopt een gedicht voor mij uit: “Guillaume van der Graft – het literaire alias van predikant Willem Barnard – is al enkele jaren overleden, maar deze bloemlezing probeert zijn literaire erfenis ook voor de komende generaties te bewaren. Samensteller Ingmar Heytze is daarbij duidelijk uitgegaan van zijn eigen literaire overtuiging. Uit het bijzonder omvangrijke oeuvre van Van der Graft heeft hij een honderdtal nog steeds bijzonder leesbare verzen geselecteerd.
    Die actuele kijk heeft ervoor gezorgd dat de gedichten niet nader worden gesitueerd (de volgorde is vaag chronologisch) en geduid, en dat er ook geen sprake is van een grondige teksteditie. In plaats daarvan is een boek tot stand gekomen dat een soort van gelijktijdigheid suggereert. Dat blijkt ook uit de toon van de gedichten. Waar Van der Graft geruime tijd gebruikmaakte van klassieke versschema’s en een typisch lyrisch, wat plechtstatig taalgebruik, zijn van dat segment in zijn oeuvre nauwelijks enkele echo’s terug te vinden. Ook de expliciet religieuze en Bijbelse gedichten zijn vrijwel alle buiten beschouwing gelaten.
    Kortom, het beeld dat hier van de dichter Guillaume van der Graft wordt opgehangen, is vrij eenzijdig en beantwoordt slechts gedeeltelijk aan de literair-historische werkelijkheid. Het belang van Van der Graft op literair vlak – als een soort van bemiddelaar tussen de traditionele en de experimentele poëzie – en op religieus vlak – als de vertaler van de Statenbijbel naar een modern publiek van gelovigen – krijgt hier alleszins onvoldoende aandacht. Daar staat echter tegenover dat hier een uitermate toegankelijke en eigentijdse versie van de dichter wordt gepresenteerd. Het valt inderdaad op hoe leesbaar de meeste verzen zijn, hoe toegankelijk hun taalgebruik en hoe suggestief (om niet te zeggen, charmant) de beeldspraak is. Van der Graft was inderdaad een meester van de taal.”
  • “Literatuur is altijd een spiegel (van het leven), en gedichten zijn altijd spiegelbeelden die achteraf bij elkaar worden gevoegd, en zo wordt een bundel een spiegel of informatiedrager. Het is de taak van de lezer die spiegelbeelden in zich op te nemen en deze bij de eigen bespiegelingen te voegen om zo een nieuwe dialoog te beginnen, die altijd uitmondt in nieuwe intertekstualiteit.” Meander bespreekt de jongste bundel van Catharina Boers en stelt “dat De spiegel van Hirundine een zeer leesbare en belangrijke bundel is, zowel inhoudelijk als stilistisch.”.
  • “Honderd jaar geleden verscheen in Antwerpen, vrijwel onopgemerkt, een dichtbundel die het aanschijn van de moderne poëzie in onze letteren zou veranderen. Music-Hall was het debuut van de kantoorbediende Paul van Ostaijen. Wij weten allemaal hoe het ondertussen is gegaan.” Zo begint Mappa Libri een recensie en stelt: “Tekstbezorger Matthijs De Ridder heeft er (terecht) voor gekozen om integraal terug te gaan naar de eerste druk, en de halfslachtige spelling van de dichter opnieuw in eer te herstellen. Daardoor is deze editie ‘beter’ dan de andere uitgaven die momenteel op de markt zijn.”
  • “Sommige poëzie behoeft geen introductie en zelfs geen verklarende noten. Radeloos en betoverd van Pat Donnez bijvoorbeeld.” Meander breekt zich niet het hoofd over de heldere en voor zichzelf sprekende gedichten in de bundel, maar over de ‘kwalificaties’ op het omslag.
  • De NRC beschouwt In die tijd die: “Elly de Waard benadrukt dat tijd niet iets vanzelfsprekends is, maar een veelal stille invloed op ons handelen, denken en voelen. Keer op keer staat ze stil bij de onzekerheid die de overhand neemt wanneer je over tijd nadenkt.”
  • “Van de gedichten uit deze bundel word je in eerste instantie niet vrolijk: de regen lijkt er altijd in te miezeren, de kleur van de omgeving is overwegend grijs, de buitenwijken zijn van grauw beton en vooral de menselijke onvolkomenheid is alom. De voornaamste drijfveer tot dichten schijnt voor Steven van der Jagt het verwoorden van de alledaagsheid te zijn” begint Literair Nederland een recensie van het debuut Een tilapia van de eindstreep verwijderd. “De indeling van de bundel is doordacht: de melancholie, waarmee de gedichten uit het eerste deel doordrenkt zijn, is beeldend verwoord en voert via de ironie in het tweede deel de lezer naar de verharde wereld van het derde gedeelte. Alsof je Dante leest in omgekeerde volgorde: van het paradijs naar de louteringsberg, om vervolgens uiteindelijk in de hel terecht te komen.”
  • “Als je het oeuvre van Tentije bekijkt, op zoek naar een grote lijn, begint op te vallen dat ook zijn beelden in dienst lijken te staan van het beschrijven van het tijdelijke.” Volgens goede gewoonte bespreekt Tzum de bundel Om en Nabij niet één maar twee maal. “De dichter is als Icarus, slachtoffer van een gevaarlijk verlangen naar licht, vuur. Het licht is tremendum et fascinans (verschrikkelijk en aantrekkelijk); dat wordt gezegd van het goddelijke, maar het geldt evenzeer voor het verlangen naar de Vrouw. Zo kan Hans Tentije zich engageren met de zoon van Daedalus.”
  • Meander geeft een overzicht van Het moet nog ergens liggen en is lovend over de gedichten in deze bundel van Joke van Leeuwen.

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.