Gepubliceerd op: woensdag 7 december 2016

‘De eerste zin’

de-eerste-zin-fotoIn Italo Calvino’s Als op een winternacht een reiziger vertrouwt Silas Flannery, een detectiveschrijver met writer’s block, aan zijn dagboek toe: ‘Die speciale betovering die je alleen in boeken vindt en die in haar meest pure staat opgeroepen wordt in de eerste zinnen van het eerste hoofdstuk van zeer veel romans, gaat al snel verloren met het vorderen van het verhaal: het is de belofte van een tijd die zich voor ons uitstrekt in het boek en die alle mogelijke ontwikkelingen in zich kan bergen. Ik wilde dat ik een boek kon schrijven dat alleen maar een incipit was, dat gedurende zijn hele lengte die mogelijkheden van het begin open hield, dat wachten op iets wat nog onbekend is. Maar hoe zou je dat kunnen opbouwen, een dergelijk boek?’

Dichter-vormgever Daniel Dobbelaere heeft met De eerste zin een fraaie oplossing gevonden. Hij koos in zijn boekenverzameling honderd eerste zinnen, uit romans en filosofische werken, en bracht ze in een strakke vorm bijeen – één zin bovenaan op elke bladzijde, in de oorspronkelijke taal (Duits, Engels, Frans, Nederlands en Italiaans), enkel gevolgd door de naam van de schrijver, de titel en het oorspronkelijke publicatiejaar en in de meeste gevallen uiteraard door veel witruimte. Er gaat een motto aan vooraf dat vaag herinnert aan Mallarmés droom van het absolute Boek (‘Le monde existe pour aboutir à un livre’) en iets nuchterder vaststelt: ‘Alles verdwijnt in een zin.’

Dat verdwijnen kan op het hele vervolg van het boek slaan, maar ook op de onbegrensde wereld die aan elk boek voorafgaat en waar de eerste zin een duidelijke markering in aanbrengt: hier, lezer, betreed je het afgegrensde domein van mijn werk, het resultaat van mijn verbeelding en denken. Door de beginzin te isoleren ontstaat er niet alleen verlies maar ook winst: hij staat er, als een zelfstandig aforisme of ten minste een bizar brokstuk, vol spanning vaak (de eerste zin moet de lezer het verhaal of betoog binnenlokken), soms bijzonder stellig, soms door de castratie van het vervolg wat verlaten. De verwondering wordt geprikkeld: staat dat er zo (wanneer je het boek kent), hoe zou dit verdergaan (als je het niet kent), maar ook: wat kan dit allemaal betekenen (zelfs als je het boek kent)? De lezer wordt, met het witte blad vóór zich en tenminste in gedachten, een schrijver, begint aan te vullen, een context te verzinnen. Niets verhindert haar of hem om een zin een keer niet op een personage maar op zichzelf te betrekken (‘U zal veel worden vergeven’).

Wat valt op? Vooreerst de verscheidenheid. In lengte: van één woord (dat zelfs nauwelijks een woord is, veeleer een onomatopee voor een rinkelende wekker, in een roman van Richard Wright), twee woorden (‘For you.’), drie woorden (‘«Was ist das.»’) tot bijna een volledige bladzijde (The Life and Opinions of Tristram Shandy, Gentleman). Wat het thema betreft: een algemene beschouwing, een reflectie van een personage, een beschrijving van personages, opvallend vaak een beweging (bij Sir Walter Scott zie je hoe ’teller’ in ’traveller’ zit), een situering in tijd en/of ruimte, een landschaps- en of weerbeschrijving, inzoomen op één onverwachte gebeurtenis, een opmerkelijk aantal keren waken of slapen, een terugblik op een (periode in het) leven (‘A quei tempi era sempre festa’, nee, niet van Remco Campert), een aanspreking van de lezer of van een personage met een waarschuwing of een bevel … Verschil in toon:  lapidair (‘Mein Vater war ein Kaufmann’), doortimmerd (‘The greatest improvement in the productive powers of labour, and the greater part of the skill, dexterity, and judgment with which it is anywhere directed, or applied, seem to have been the effects of the division of labour’), de aandacht op de formulering trekkend (”Het leven is vurrukkulluk’, zei Panda’), raadselachtig (‘V/ Zoo eindigt de geschiedenis van een dag, onvergetelijk voor hen, in wier leven hij een keerpunt vormde’).

Sommige eerste zinnen zijn vensters, doorzichtig: ‘«Setzen», sagte Inge Lohmark, und die Klasse setzte sich’. In andere treedt, als in een spiegel, de schrijver nadrukkelijk op de voorgrond: ‘D’autres en auraient pu faire un livre; mais l’histoire que je raconte içi, j’ai mis toute ma force à la vivre et ma vertu s’y est usée’. En zelfs in deze beperkte losse verzameling blijken bij het heen en weer bladeren sommige zinnen intertekstueel verbonden: ‘La bêtise n’est pas mon fort’ (Paul Valéry, 1896) weerklinkt in ‘Sans doute ne suis-je pas très intelligent : en tout cas les idées ne sont pas mon fort’ (Francis Ponge, 1961).

Het is een wonderlijk meditatie-instrument, dit boekje, een tekstueel perpetuum mobile van zin en zinnen. Net als bij Leibniz’ monaden, is elke eerste zin een spiegel(scherf) van het universum, telkens vanuit een ander perspectief. Honderd ingangen van een labyrintisch bouwsel dat wereld, innerlijke wereld, geschiedenis, fictie, verhaal, denkbeeld of werkelijkheid kan heten.

De eerste zin, samenstelling en vorm Daniel Dobbelaere, is een uitgave van Grafijn, Gent, 2016, ISBN 978 90 8262 510 3

Over de auteur

- is criticus en literair vertaler: recentelijk Ann Cotten, Alle zwanen heten Reinhard en andere gedichten (2011), Spiel auf Leben und Tod. Die Auferstehung des Konrad Bayer (Schreibheft 79/2012), Norbert Hummelt, Geen veerman, geen Styx (2014, met Jan Baeke), Marion Poschmann, Landschap van wilde geruchten. Gedichten (2015), Konrad Bayer, idioot (2015), Konrad Bayer, de peer en ander proza (2017), Ernst Jandl, poëzieklysma (2017), Jean Paul, Gedachtegewemel (2018), Georg Heym, De gek (2019), Gerhard Rühm, het raam (2020), Novalis, Fragmenten/denkopdrachten (2020), Cornelia Hülmbauer, Cyclus V (2020)