Gepubliceerd op: maandag 28 november 2016

EI15: H.C. ten Berge – O de aarde 1

 

Een sprong, de sprong –
de beslissende
in welk ravijn of rokende krater,
in welk bassin
             zonder water
             op een bed van beton.

Veerkracht
verloren, herwonnen,
geslonken.
De hemel grijs en vergramd,
de aarde op haar ziekbed
zo gelaten.

 
___
“Een sprong, de sprong”: herstelt de dichter hier zichzelf? Het gaat niet over een sprong in het algemeen – het gaat over de sprong. Of was het in de aanzet van het gedicht nog gewoon een sprong, maar voordat de eerste versregel klaar was, werd duidelijk dat het de sprong betrof? De grotere duidelijkheid en nadere precisering betreft hier een reductie in mogelijkheden: van alle mogelijke sprongen die er kunnen zijn, gaat het hier, in dit gedicht, maar over één enkele sprong.
Namelijk “de beslissende” zoals we uit de tweede versregel leren. En daarmee verliezen we juist weer duidelijkheid en precisie. Want blijkbaar is er nog niets beslist. Onder andere niet waar de sprong plaats gaat hebben, en ook niet waarin gesprongen gaat worden. Misschien in een “ravijn”, maar dan is nog niet duidelijk “welk ravijn” precies. Misschien ook een “rokende krater” – niet zomaar elke krater dus, maar alleen rokende kraters komen in aanmerking – maar welke precies? Of anders een “bassin”, maar wel eentje “zonder water”. Dat kunnen er nooit veel zijn, want een bassin is volgens Van Dale ‘een waterbekken’. De mogelijkheden worden in de opsomming zo stiekem toch beperkt. Ook de vormgeving suggereert dat het rondkijken naar mogelijkheden voor de sprong is afgelopen, de keuze is op het bassin gevallen: de versregel springt hier letterlijk in.
De eerste strofe spreekt zich er niet over uit wie de sprong gaat wagen. Wat wel duidelijk wordt, is de afloop van de sprong. Want wie in een ravijn springt, of in een vulkaan die rookt, of “op een bed van beton”, die springt een gewisse dood tegemoet. Blijkbaar betreft het hier een zelfmoordpoging. Want een “sprong” impliceert een vrijwilligheid.

De eerste strofe begint met een hoofdletter en eindigt met een punt en is zo een soort zin. Maar wel een zin zonder persoonsvorm, die de opsomming als basisstructuur heeft en hortend en stotend informatie prijsgeeft. De werkwoorden die er in de eerste strofe staan, zijn onvoltooide deelwoorden. Het beslissen en het roken: het is nog aan het gebeuren.
De tweede strofe lijkt op de eerste: weer zes versregels, weer een zin gebaseerd op de opsomming, weer zonder persoonsvorm. Maar er zijn ook belangrijke verschillen. De tweede strofe bestaat niet uit één enkele zin, maar uit twee. De werkwoorden in de tweede strofe zijn voltooid deelwoorden. De bijbehorende acties hebben allemaal al plaatsgehad.
De tweede strofe is het complement van de eerste. Dat wordt het duidelijkste als we de vormen bekijken die de rechterkanten van de strofes maken. Als je de tweede strofe zou spiegelen en rechts naast de eerste zetten, dan passen de strofes in elkaar:

Een sprong, de sprong –
de beslissende
in welk ravijn of rokende krater,
in welk bassin
             zonder water
             op een bed van beton.

Veerkracht
verloren, herwonnen,
geslonken.
De hemel grijs en vergramd,
de aarde op haar ziekbed
zo gelaten.

Ook inhoudelijk is de tweede strofe het complement van de eerste. “Veerkracht” is het antwoord op de doodssprong uit de eerste strofe. De versregel “verloren, herwonnen,” is een illustratie van de veerkracht. Ook letterlijk: de verslengte neemt toe. Maar de strofe erop neemt die weer af: “geslonken.” En daarmee is de opsomming afgesloten, veerkracht getoond, maar ook duidelijk geworden dat de doodssprong uit de eerste strofe misschien niet het absolute einde was, maar wel blijvende schade heeft aangericht.
“De hemel grijs en vergramd” lezen we daarna. Dat “vergramd” is een ouderwets woord, dat bij de taal uit de bijbel hoort, zeker in combinatie met “hemel”. Maar “vergramd” heeft ook prominent “gram” in zich, een aanduiding van massa en gewicht. Daarmee heeft de “hemel” de kwaliteiten overgenomen van het “beton” aan het einde van de eerste strofe: “grijs en vergramd”. De lucht, waardoor de sprong zou moeten gaan voordat de springer bij de landing weer vaste grond onder de voeten krijgt, is zelf de landingsplek geworden. Dat is een bed, weten we uit de eerste strofe, en hier leren we wie er op dat bed ligt: “de aarde”. En het is tevens “een ziekbed” geworden, want de schade is blijvend. De aarde is ziek en “zo gelaten”. Accepteert de aarde gelaten haar ziekte? Of wordt de aarde hier in de steek gelaten?
De aarde is ziek, ligt op de hemel die een bed van beton is geworden. De aarde is dus niet meer de oorzaak van zwaartekracht, zo ziek is ze blijkbaar. Zonder zwaartekracht moet “een sprong” ook heel anders gaan. Zou dat nog gaan gebeuren? Wie weet maakt een zieke aarde net als een kat in het nauw rare sprongen. Wie weet komt de tweede strofe met de voltooide deelwoorden waar alles al gebeurd is chronologisch wel voor de eerste strofe met de onvoltooide deelwoorden waar alles nog aan het gebeuren is.
Wie weet is de veerkracht zo sterk dat er een cyclus ontstaat.

___

splendor
Splendor
H.C. ten Berge
Uitgeverij Atlas Contact
€ 21,99
ISBN 9789025449049

 
 
 
 
 
 
 
 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.