De regels XXXVIII
‘Hier het zich ooit uitvond.’
uit ‘Een mens,’ Hans Faverey
Wat het gedicht van je wil, weet je niet precies, maar helder is het wel. Op deze regel na, die er plompverloren tussen staat, tussen twee witregels. Hij is zijn eigen strofe, afgerond tussen zijn hoofdletter en zijn punt. Hij zuigt je aandacht op, maar hoe vaak je hem ook leest, er wil zich geen betekenis aan de woorden hechten. De woorden roepen vooral je eigen pogingen op om ze te duiden.
Waar zijn woorden toe in staat? Wat kunnen ze oproepen, alleen of bij elkaar? In welk verband werken ze het beste, roepen ze het meeste op? Dat is toch waar poëzie om draait? Rutger Kopland noemde het ooit, in een gedicht gericht aan de nagedachtenis van Herman de Coninck, ‘het geluk een paar woorden / te vinden die even bij elkaar wilden horen / voor de dood ons kwam halen’.
Dat geluk is niet waar deze regel om draait. Hij biedt de dichter en de lezer geen bevrediging. Deze woorden willen niet bij elkaar horen.
Of ligt het alleen aan de volgorde? ‘Hier vond het zich ooit uit,’ klinkt al veel logischer, of ‘Ooit vond het zich hier uit.’ Dat zijn tenminste regels die zich aan grammatica houden. Maar wat staat er? Wat is dat ‘het’? ‘Hier vond het ooit zich uit.’ ‘Uit ooit vond zich het hier.’ Er zijn allerlei mogelijkheden, maar uiteindelijk bevat de regel te veel onbestemde woorden (‘hier’, ‘het’, ‘zich’, ‘ooit’) om een betekenis vast te houden.
Wat meest bepaalde van de zin is dat ‘uitvond’. Wat en wanneer zijn onduidelijk, ‘hier’ kun je altijd met je meenemen, maar ‘uitvond’ schept een blijvend gevoel van wording, er komt iets tot stand, uit het niets, er ontstaat iets wat er eerder nog niet was. Tegelijk geven ‘zich’ en ‘hier’ de uitvinding een merkwaardig stilstaand, in zich opgesloten karakter.
‘Hier’. Op deze bladzijde, op deze regel. Misschien vertelt de regel wel wat poëzie is, volgens hemzelf dan. De woorden hebben geen dichter nodig, ze hebben zelfs geen betekenis nodig. Ze worden niet gevonden, ze vinden zichzelf uit.
Elke week onderzoekt Han van der Vegt hier de geschreven en ongeschreven regels van de Nederlandse poëzie.