Gepubliceerd op: zaterdag 21 maart 2015

De dichter als informatiemanager

Kenneth Goldsmith heeft het weer voor elkaar. De voorvechter van conceptuele poëzie en ‘uncreative writing’ heeft een storm van reacties losgemaakt met een voordracht op de ‘Interrupt 3’ conferentie afgelopen weekend. Daar las hij zijn ‘remix’ voor van het rapport dat de lijkschouwer opstelde over Michael Brown. Dat is de 18-jarige jongen die afgelopen zomer door de politie in Ferguson werd doodgeschoten, waarna hevige rellen uitbraken.

De ophef die de voordracht van zijn gedicht getiteld ‘The body of Michael Brown’ uitlokte, was natuurlijk te voorzien. De reacties op de sociale media ageren vooral tegen de toeëigening van de ellende van een Afro-Amerikaanse jongen door een blanke dichter. Kenneth Goldsmith heeft na diverse doodsbedreigingen de organisatie gevraagd zijn voordracht op de conferentie niet openbaar te maken. Een uitstekend verslag van de voordracht en de daaropvolgende reacties verscheen op Hyperallergic, waarna andere kranten en sites volgden, waaronder de Guardian en de Huffington Post.

De vraag is wat hier nu eigenlijk is gebeurd. Is dit het gebruikelijke onbegrip van het grote publiek op (experimentele) poëzie? Dat resulteert normaal in hoofdschudden en schouderophalen, maar nu in woedende reacties. Is dat omdat het een gevoelig onderwerp betreft? Goldsmith zelf vindt dat hij niet veel anders heeft gedaan dan in zijn laatste boek Seven American Deaths and Disasters. Daarin pakte hij ook op internet vrij toegankelijke teksten en bewerkte en herordende die tot poëzie. Enkele dagen voor de gewraakte voordracht op de conferentie verscheen in de New Yorker een artikel van Goldsmith waarin hij opmerkt dat dit ‘leidt tot gedichten die tegelijk organische en mechanisch zijn, persoonlijk en -in zekere zin- objectief’. Deze uitspraak deed hij over de dichtpraktijk van Sam Riviere, maar lijkt net zo goed van toepassing op zijn eigen werkwijze.

Begin dit jaar verscheen op Jacket2 een verzameling antwoorden op de vraag hoe conceptuele kunst en conceptuele poëzie zich tot elkaar verhouden. Er staan enkele rake opmerkingen in over conceptuele poëzie. Eén van de belangrijkste is de notie van de conceptuele dichter als informatiemanager. In plaats van iets nieuws te bedenken, maakt de conceptuele dichter iets unieks door met bestaande informatie aan de slag te gaan. Er zijn grote verschillen tussen hoe conceptuele dichters dit doen, maar allemaal hebben ze daarbij de neiging informatie terug te brengen tot woorden die herordend kunnen worden. Goldsmith bracht de informatie van de lijkschouwer terug tot de woorden van diens verslag, en herordende en bewerkte die woorden. Overigens zat daar in dit geval nog een vergelijkbare reductiestap voor. De gebeurtenissen omtrent het drama in Ferguson, inclusief de daden van Michael Brown, het politieoptreden, de rellen en de media-aandacht, worden teruggebracht tot het rapport van de lijkschouwer. De vragen waarom dat rapport nodig was en waarom er een gedicht van gemaakt moest worden, roepen al deze gebeurtenissen op.

In zekere zin is dit tegengesteld aan de richting die de informatietechnologie doorloopt in Nathan Shedroff’s Continuum Of Understanding.
continuumofunderstanding
Rauwe data zegt niet zo veel, maar is pas zinvol als ze wordt gestructureerd tot informatie. Informatie kan door ervaring bijdragen aan kennis en door zelf-reflexieve ervaring kan een soort ‘meta-kennis’ ontstaan: wijsheid. De informatietechnologie beheerst al decennia de rauwe data, is de laatste jaren steeds beter geworden in rauwe data omzetten in relevante informatie en kan nu grote stappen gaan zetten in de toepassing van kennis die uit alle informatie verkregen kan worden. Natuurlijke taal neemt in dit geheel een unieke positie in. De letters en woorden zijn rauwe data, maar hebben betekenis in semiotische zin en verschillende configuraties van woorden hebben een eeuwenlange geschiedenis die bij de herordening van gevonden teksten automatisch meespeelt. En dan is er natuurlijk nog de context, de wereld buiten de taal, die in het geval van de reacties op Goldsmith’s gedicht over Michael Brown zo prominent is. Door informatie terug te brengen tot betekenisdragers die herordend kunnen worden, doorlopen conceptuele dichters als Kenneth Goldsmith het gehele continuüm. Enerzijds brengen ze de informatie terug tot data: dat lijkt een stap terug in het continuüm. Maar dit leidt tot vragen over wat de dichter nu precies gedaan heeft, waarom juist deze informatie/tekst, wat betekent die eigenlijk, wat is het verschil in betekenis en zeggingskracht tussen de originele bron en het resulterende gedicht? En nog meer vragen: waarom zou een dichter dit eigenlijk doen en waarom zou een lezer of toehoorder zich hiermee bezig houden en is dit eigenlijk wel poëzie? Aldus ontstaan er door de presentatie als poëzie verschillende ervaringen en zelf-reflexieve ervaringen die kennis en wijsheid inhouden. We zouden kunnen zeggen dat de informatiemanagers die de conceptuele dichters zijn het continuüm rondlopen in de tegengestelde richting waarin de informatietechnologie dat doet. Ze tonen niet alleen aan dat het zin heeft om tegen de richting in te gaan, maar ook dat het continuüm een cirkel is, en niet een rechte lijn die naar Utopia leidt.

Terug naar de voordracht. Het lijkt uitgesloten dat Goldsmith niet wist dat het onderwerp zo gevoelig lag. Heeft hij bewust de controverse gezocht? In zijn eerder genoemde artikel op de New Yorker merkt hij op naar aanleiding van een gedicht van Vanessa Place: ‘die zelfde woorden hebben de ene betekenis als juridisch document en een ander als poëzie.’ Hij is zich dus terdege bewust van het effect dat een dergelijke dichtpraktijk teweeg kan brengen. Anderzijds heeft hij zijn voordracht gedaan op een kleine besloten conferentie over nieuwe vormen van taalkunst en dus niet per se het grote publiek gezocht. Ook lijkt hij geschrokken te zijn van de hevigheid van de reacties. Misschien kunnen we het hem in juni vragen, als hij te gast is op het Poetry International festival. Goldsmidth is een dichter die graag de scheiding tussen poëzie en het ‘echte leven’ opheft. Van deze ervaring kan hij leren dat het ‘echte leven’ dat niet altijd waardeert.

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.