De regels XVIII
‘waar zijn de naakten! waar is de duizel!’
uit ‘Hoe bloot’, Hélène Gelèns
Een geschikte regel om mee op een feest te verschijnen. Trek je jas uit en vraag de gastvrouw: ‘Waar zijn de naakten! Waar is de duizel!’ Ze zal glimlachen en je wijzen waar de drank staat.
Ondanks de suggestieve combinatie van naakt en roes doet de regel alleen indirect aan seks denken. Dat is bijzonder, als je bedenkt hoe weinig mensen nodig hebben om aan seks te denken.
Je hebt beheersing. Dat is geen gedicht, dat is het dagelijks leven. Je hebt extase. Dat is ook geen gedicht, dat is het dagelijks leven, maar dan minder vaak. Voor een gedicht heb je beheersing van de extase nodig, al kan die beheersing natuurlijk onbeheersbaarheid suggereren. In deze regel laat Gelèns zien hoe secuur ze haar woorden beheerst.
In de index van de bundel Applaus vanuit het donker staat ‘Hoe bloot’ als een afdeling. Maar de twaalf gedichten erin vormen een geheel, een cyclus zonder nummering.
Het is niet helemaal duidelijk wat er in die gedichten gebeurt, wel dat er van alles gebeurt. Er is een blote hoofdpersoon. Er is een gonzen. Er zijn laarzen die met zeegroen worden afgevinkt. (Nee, ik weet ook niet wat daarvan de betekenis is.) De elementen draaien speels om elkaar heen. Ze vormen steeds verschillende dansen, en inderdaad, er wordt gedanst, gestampt, op die laarzen. De hele cyclus heeft een vrolijke verbetenheid.
Bij ‘naakten’ denk je niet direct aan blote mensen. Je denkt aan schilderijen of foto’s van naakte mensen. ‘naakten’ schept afstand. En bij ‘duizel’ denk je niet meteen aan roes. Je denkt aan duizelingwekkende vaart, wervelingen die duizelig maken. ‘duizel’ schept beweging. Daarbij gebruikt Gelèns twee keer dezelfde zinsopbouw, met twee keer hetzelfde ritme, een versvoet van drie, een versvoet van twee lettergrepen, het accent steeds op de eerste tel. Dat alles geeft de regel een formeel karakter, van een ritueel.
Bovendien, er zijn geen naakten, er is geen duizel. Iemand vraagt ernaar. Of liever, iemand eist naakten, eist duizel, want er staan geen vraagtekens. De uitroeptekens geven de regel tegelijk urgentie en beheersing. Hij gaat niet over extase, hij gaat over het verlangen naar extase. De extase wordt uitgesteld, en mede daardoor beheerst.
Elke week onderzoekt Han van der Vegt hier de geschreven en ongeschreven regels van de Nederlandse poëzie.