Gepubliceerd op: donderdag 4 september 2014

De regels XV

‘enkele stoeptegels veren terug van de vensters’
uit ‘voor wat onbereikbaar is zijn de kinderen te oud’, Hans Groenewegen

De orde wordt gedeeltelijk hersteld. Er zijn al stoeptegels die terugveren. Misschien zullen de andere spoedig ook weer hun plaats in het plaveisel innemen. Dan kunnen we weer rustig over straat.

Hans Groenewegen beschrijft niet de ontwrichting van natuurwetten en stadsarchitectuur. Die blijft impliciet. Hij beschrijft de eerste tekenen van een terugkeer naar normale omstandigheden.

De regel is de een-na-laatste in een gedicht waarin verder geen stoeptegel van zijn plaats raakt. Hij heeft geen opdringerig ritme. Er is klankverwantschap tussen ‘tegels’ en ‘terug’ en ‘veren’ en ‘vensters’, maar omdat de paren gekruist staan in de regel is die zeker niet nadrukkelijk. De klinkers zijn vrijwel allemaal versies van de e, grotendeels de stomme variant, wat nog benadrukt wordt door dat buitengewoon nuchtere eerste woord, ‘enkele’. Eén woord springt eruit, en dat is natuurlijk ‘stoeptegels’ met zijn veerkrachtige ‘oep’ en assertieve lange e. Verder is de regel rustig, bijna kabbelend. Alleen de titel van de afdeling waarvan het gedicht onderdeel uitmaakt, ‘Terugveringen’, laat raden hoe cruciaal hij is. In de rest van de afdeling wordt nergens naar terugveren verwezen.

stoeptegel

Het beeld dat Groenewegen zonder het te beschrijven oproept, dat van stoeptegels die tegen de huizen opstuiteren, is een beeld dat je eerder zou verwachten in een apocalyptische sciencefictionfilm dan in een gedicht van zes regels, zeker als dat een gedicht is van een zeer bescheiden dichter die zelden met stemverheffing sprak. De regel is zo krachtig omdat hij in zo weinig woorden zo veel impliceert: de opheffing van de zwaartekracht, glasscherven en vernietiging van bescherming tegen de buitenwereld, het openscheuren van de grond waarop we lopen.

En misschien veren de meeste stoeptegels wel niet meer terug van de vensters. Misschien is de orde waarin we ons geborgen wanen wel schijn. Misschien zijn we ons leven niet zeker.

Vrijwel niemand die de laatste bundels van Hans Groenewegen gelezen heeft kan er omheen te doen wat hij zelf in zijn kritieken nooit deed: verband leggen met het leven, de dood van de dichter. Bij een goed gedicht is dat hoogstens een begin, geen eind van de mogelijkheden die het biedt. Zo ook hier. Hoe indringend, hoe voor de hand liggend een interpretatie ook mag lijken, de regel, het beeld, blijft altijd in afwachting van zijn betekenis.

Elke week onderzoekt Han van der Vegt hier de geschreven en ongeschreven regels van de Nederlandse poëzie.

Over de auteur

- is dichter en vertaler. Zijn bekendste gedicht is Exorbitans, dat niet alleen als bundel maar ook als ruimteopera op cd is verschenen, met muziek van Jan Frans van Dijkhuizen. In 2015 verschijnt zijn nieuwe bundel Navigatiesystemen. Han van der Vegt schreef ook de kinderboeken Het rode ei en Het zwarte ei.