De regels XI
‘de wat’
uit Twee piepjes, F. van Dixhoorn
Eigenlijk is het smokkelen, deze regel kiezen. Want de spelregel voor deze column is dat ik elke keer één enkele regel kies, en nu kies ik gelijk een hele bladzijde, de eerste van het bundellange gedicht. ‘de wat’ staat er zestien keer op, strak onder elkaar. Zoals verderop in het gedicht al staat; ‘kiest u maar / en dan kiest u / nauurlijk / alle zestien’. Alle zestien keer is het onmogelijk betekenis aan de woorden te hechten.
‘de wat’, als de woorden al naast elkaar voorkomen, wat niet vaak gebeurt, dan zijn ze de uiting van onbegrip en misverstand. ‘De wat?!’, ‘Ik versta je niet’, ‘Ik begrijp je niet’, of ‘Wat je zegt is weliswaar begrijpelijk maar volkomen onaanvaardbaar’.
Maar hier staan geen vraagtekens of uitroeptekens. De woorden staan er simpelweg naast elkaar, zonder elkaar veel te doen. Het zijn twee woorden die grammaticaal niets met elkaar kunnen. ‘de’ is een lidwoord dat geen functie heeft zonder een daarop volgend zelfstandig naamwoord. ‘wat’ dient om te verwijzen en is zinloos zonder datgene waar het naar verwijst. Twee op zichzelf machteloze woorden die elkaar niet aan een betekenis kunnen helpen. ‘de’ en ‘wat’ staan als twee piepjes naast elkaar.
F. van Dixhoorn lijkt die betekenis niet zo belangrijk te vinden. Zijn gedichten zijn composities van stilte en tekst, van herhaling en afwisseling, van zinnen en flarden die soms verwijzen naar zaken buiten het gedicht maar heel vaak ook niet
Dat maakt ‘de wat’ duidelijk, of hoe zal ik het zeggen, onduidelijk, zestien keer onder elkaar. Je wordt welkom geheten in de verbijstering. Na deze eerste bladzij zul je niet meer verwachten dat je een samenhangende mededeling, een anecdote, een verhaal krijgt voorgeschoteld. Je moet zelf maar uitzoeken wat je wel krijgt. En dat is wel zo spannend.