De regels VII
‘De zekerheid van de imminente dood.’
uit ‘Bemuurde Weerd’, J.C. Bloem
Apodictisch. Dat is het woord dat bij dit soort regels past. De dichter heeft zich, zo stelt hij met enig aplomb, een noodzakelijke, onvermijdelijke waarheid verworven. En dat binnen zes regels. Of door een heel leven, zou J.C. Bloem zelf gezegd hebben.
Vroeger, bij mij thuis, mochten we ‘Bemuurde Weerd’ graag declameren, om dan de laatste regel er met volle inzet uit te blaffen.
Natuurlijk is de regel jambisch. Bloem sprak nog in jamben als hij zijn jenever bestelde. Volgens de uitspraakregels van zijn tijd hoort de e van ‘de’ weg te vallen omdat hij gevolgd wordt door de i van imminente (elisie). ‘d’imminente dood’ wordt er alleen maar imminenter van, alsof hij via die weggevallen e alweer een stukje naar voren is gekropen. Dat ‘imminente’ geeft de regel iets formeels. De dood lijkt een instantie in plaats van een lichamelijke werkelijkheid. Terwijl het stelt dat de dood dichterbij komt maakt het de dood afstandelijker. Onverbiddelijker ook, misschien. De punt achter ‘dood’ benadrukt dat nog eens.
Dichters en de dood. Ik heb dichters quasi berustend horen beweren dat al hun gedichten eigenlijk over de dood gaan. Met een besmuikt soort trots, alsof dat hen een betere dichter, een beter mens maakte. Alsof een verwijzing naar de dood hun gedichten een diepgang geeft die andere gedichten missen.
Maar meestal is het geflirt en gefleem met de dood in gedichten volkomen obligaat. Een goedkope dichtersreflex. Dichters die niet weten waarover ze moeten schrijven, schrijven over de dood. Dichters die niet weten hoe ze hun gedicht af moeten maken, doen het de dood aan. De dood wordt een stoplap.
Zo ook hier. Bloem neemt zelfs de moeite niet om te onderbouwen wat die Bemuurde Weerd met de dood te maken heeft. Hij ziet de Bemuurde Weerd, die hij van vroeger kent, en denkt aan de dood. Want Bloem dacht altijd aan de dood. Als hij tenminste niet aan jenever dacht. Die hem weer aan de dood deed denken.
Wie vindt dat ik J.C. Bloem tekort doe kan een veel meelevender en uitgebreider beschouwing van het hele gedicht lezen van H.U. Jessurun d’Oliveira, op de onvolprezen DBNL.
Elke week onderzoekt Han van der Vegt hier de geschreven en ongeschreven regels van de Nederlandse poëzie.