Gepubliceerd op: donderdag 5 juni 2014

De regels II

 

‘Het uitgerukte hart ziet er geen hand voor ogen.’

(uit: Schoonheid VII, Anneke Brassinga)

 
Eigenlijk staat er niets. De regel vertelt wat iets dat niet zien kan niet ziet.

In de eerste delen van Schoonheid heeft Brassinga de schoonheid bezongen, in een ijsvogel, in de blote rug van een geliefde, in een betere wereld. In het zevende deel is de schoonheid weg. Ze heeft de lezer, de dichter verlaten. Wat achterblijft is woestenij.

woestenij

Daar, in die woestenij, valt deze regel. Als een brok steen. Zonder schoonheid is er niets. Wat er was is uitgerukt, en het kan niets meer.

In het begin zitten de benepen klinkers, de ui, de u, de a en een flink aantal stomme e’s. De stem hapt naar adem in ‘hart’ en ‘hand’. Naar het einde toe komen de volle klinkers los, de ee en vooral de oo. Dat maakt de regel tot een stijgende kreet, een angstkreet, een wanhoopskreet om het verdwijnen van de schoonheid. Een kreet van iets dat niet gillen kan, want een mond heeft het ook al niet.

Ondanks die leegte, de afwezigheid, roept de regel iets op. Het uitgerukte hart mag uitgerukt zijn, het is een hart. Het ziet geen hand voor ogen, maar het heeft dus ogen, het heeft dus een onzichtbare hand. Er is lichaam, er is mens. Er is gevoel in het hart, er is waarneming in de ogen, er is handelen in de hand. Of, er is geen gevoel meer, want het hart is uitgerukt, er is geen waarneming meer, want de ogen zien niets, er is geen handelen, want de hand tast in het duister.

Kun je zeggen dat er met het opgeroepen lichaam ook weer hoop is op een nieuw begin? Of moet je zeggen dat juist dit verminkte, verduisterde lichaam de wanhoop alleen maar benadrukt, verhevigt, door haar lichamelijk te maken?

Ik zou het niet weten. Als ik moet kiezen, kies ik het laatste. Maar ik hoef niet te kiezen. Ik heb genoeg aan het mirakel dat uit niets toch iets is opgeroepen. Al zijn het dan maar de wanhopige resten van een machteloos lichaam.

Ik heb meer dan genoeg aan de schoonheid van de regel.

Elke week onderzoekt Han van der Vegt hier de geschreven en ongeschreven regels van de Nederlandse poëzie.

Over de auteur

- is dichter en vertaler. Zijn bekendste gedicht is Exorbitans, dat niet alleen als bundel maar ook als ruimteopera op cd is verschenen, met muziek van Jan Frans van Dijkhuizen. In 2015 verschijnt zijn nieuwe bundel Navigatiesystemen. Han van der Vegt schreef ook de kinderboeken Het rode ei en Het zwarte ei.