Gepubliceerd op: maandag 21 oktober 2013

Vertaallab 54 John Keats/ Jan Kuijper – Ode on Melancholy/ Ode aan de neerslachtigheid

 
 
Ode on Melancholy

No, no, go not to Lethe, neither twist
Wolf’s-bane, tight-rooted, for its poisonous wine;
Nor suffer thy pale forehead to be kiss’d
By nightshade, ruby grape of Proserpine;
Make not your rosary of yew-berries,
Nor let the beetle, nor the death-moth be
Your mournful Psyche, nor the downy owl
A partner in your sorrow’s mysteries;
For shade to shade will come too drowsily,
And drown the wakeful anguish of the soul.

But when the melancholy fit shall fall
Sudden from heaven like a weeping cloud,
That fosters the droop-headed flowers all,
And hides the green hill in an April shroud;
Then glut thy sorrow on a morning rose,
Or on the rainbow of the salt sand-wave,
Or on the wealth of globed peonies;
Or if thy mistress some rich anger shows,
Emprison her soft hand, and let her rave,
And feed deep, deep upon her peerless eyes.

She dwells with Beauty — Beauty that must die;
And Joy, whose hand is ever at his lips
Bidding adieu; and aching Pleasure nigh,
Turning to poison while the bee-mouth sips:
Ay, in the very temple of Delight
Veil’d Melancholy has her sovran shrine,
Though seen of none save him whose strenuous tongue
Can burst Joy’s grape against his palate fine;
His soul shall taste the sadness of her might,
And be among her cloudy trophies hung.

 
 
Ode aan de neerslachtigheid

Ontwring de wrangwortel geen giftige wijn,
ontwijk de Lethe, laat geen scarabee
of doodshoofdvlinder je eigen Psyche zijn,
laat je niet kussen door Persefone,
nachtschades rode druif, op ’t bleke hoofd,
rijg niet je rozenkrans uit taxuszaad
en maak de donzige uil geen deelgenoot
van jouw geheim verdriet: je ziel verdooft
als elke schaduw in de schaduw staat –
daartussen vindt de waakzame angst de dood.

Maar komt zij plotseling uit de hemel vallen,
Neerslachtigheid, als huilbui die de bloemen
knikt maar ook voedt, en legt ze een wade op alle
hellingen met hun prille lentegroenen –
voed je verdriet dan met een morgenroos,
met welige pioenen, met de wieren
die aanspoelen omringd door regenbogen –
of, is je meesteres fantastisch boos,
vang dan haar zachte handen, laat haar tieren
en zwelg diep, diep in haar weergaloze ogen.

Ze woont bij Schoonheid, die ooit dood zal zijn,
en Blijheid, met haar hand steeds aan de lippen
ten afscheid, naast Plezier, ofwel Venijn
zo gauw de bijenmond ervan gaat nippen –
ja, de gesluierde Neerslachtigheid
heeft in het vreugdevolle heiligdom
haar soevereine schrijn, alleen betreden
door wie de druif van Blijheid met zijn tong
te barsten drukt – zijn ziel hangt na die tijd
tussen haar droeve, duistere trofeeën.
 
(vertaling: Jan Kuijper)
 
 
Bovenstaand gedicht door John Keats verscheen in zijn bundel Lamia, Isabella, The eve of St. Agnes, and other poems (1820). De vertaling door Jan Kuijper is een voorpublicatie uit Gedichten, een omvangrijke bloemlezing uit het werk van John Keats en Percy Bysshe Shelley, die volgend jaar zal verschijnen in de Perpetuareeks van Uitgeverij Athenaeum.

Jan Kuijper

Jan Kuijper (Amsterdam, 30 december 1947) is een Nederlands dichter, vertaler en redacteur. Kuijper herstelde de door de experimentele Vijftigers verketterde dichtvorm van het sonnet in ere. Hij publiceerde vele dichtbundels. Zijn werk werd onderscheiden met de Herman Gorterprijs en de Jan Campertprijs. Eerder dit jaar verscheen zijn bundel Ondoden (Querido, 2013).

Over de auteur

- Rozalie Hirs is redacteur van de LL-serie (Lage Landen-serie) en Vertaallab op Ooteoote. Daarnaast is zij dichter van boeken en digitale media. Zie ook www.rozaliehirs.nl.