HET DEBUUT VAN WITTE RAAF tweede act, deel XXV
De bel. Ik trek de deur open en twee tellen later staat Beate boven. Wapperende gewaden, shawls, opgestoken haar, parfum. Een kop thee, wenst mevrouw. ‘Nieks meer,’ beweert ze omstandig maar vervolgens gaat ze zo vrijmoedig aan de wandel door mijn leefgebied dat mijn stekels recht overeind staan. Ze vertrouwt heel haar heerlijkheid toe aan mijn bed en test guitig glimlachend het matras. Om dan weer op te springen. Haar cape over mijn racefiets draperend gunt ze me in het voorbijgaan een kneep in de wang.
De twee volle uren die ze blijft plakken vult ze met hysterisch nietszeggend gekout. Gelukkig belt A. tegen vijven. Of ze nog langs de slijter moet. Ik zonder me even af, maar keer terug en richt het afrondende ‘Tot straks, lief’ nadrukkelijk tot het ongewenst bezoek. Het werkt. Beate neemt spoorslags de kuierlatten, mij met barstende koppijn achterlatend.
A. heb ik bij thuiskomst heel wat uit te leggen. ‘Die heeft hier haar geurvlag willen aanbrengen, wat ik je brom,‘ luidt haar stellige oordeel over de invasie uit IJmuiden.
De eerste ‘Brief van Theo Poortman’ komt door. De aanhef luidt: ‘Oud Veulen’.