Gepubliceerd op: dinsdag 30 juli 2013

Door en door diaspora

Over de dichtbundel Donorwoorden van Sybren Polet

donorwoorden---sybren-polet[0]

De Nederlandse dichter en schrijver Sybren Polet (pseudoniem van Sybe Minnema, Kampen 19-06-1924) zijn literatuuropvattingen zijn extreem. Hij schrijft ‘vuile’ literatuur, zoals hij zegt. Daarmee bedoeld hij dat de zuiverheid die aangehangen wordt moet worden doorbroken door andere invloeden toe te laten, om het verhaal literatuurkrachtiger te maken. Polet zijn werk wordt binnen de Nederlandse letteren als experimentele literatuur gezien. Zijn werk begint pas de laatste jaren bekendheid te krijgen. Hij heeft nooit een groot publiek gehad. Daar heeft hij zich overigens nooit druk om gemaakt. Die onafhankelijke positie heeft mij altijd geïntrigeerd. Ik heb zijn werk altijd als geëngageerde literatuur gelezen; complexe gedachtegangen inzichtelijk gemaakt voor het publiek. Het is deze paradox die zijn kunst herbergt, en die ik als normaal beschouw. Een van de belangrijkste verworvenheden van de multiculturele samenleving is de polyfonie. Dit zal een meerstemmige bespreking worden.
Te beginnen bij de politicus Pim Fortuyn (Driehuis 1948 – Hilversum 2002) en zijn Puinhopen van paars. Hij was in het publieke debat de belichaming van het samensmelten van het persoonlijke en het politieke. Op een verkeerde manier. Als de politicus iets niet begreep raakte hij gefrustreerd. Hij wilde macht. Als de dichter iets niet begrijpt komt hij tot leven. De dichter is geletterd. De politicus letterlijk. Polet noemt dat spooktaal. “…wandelend standbeeld met een hoog geconcentreerd zelf. Zijn mondtaal een horizontale toren van Babel, uitgestrekt over de aarde. Spooktaal. Alleen schimmen komen erin tot leven. […] En verlangen – jij – naar het wits denkbare wit. En verdwijnen – jij – in een onbekende dimensie.” (pag. 14) Polet spreekt over de toren van Babel. De toren van de meertalige wereld. Geen spraakverwarring. Je moet durven denken en ‘groen bloed vloeit’. (pag. 11) Dichten is een playback show (pag. 25), staat er verderop. Geen imitatieshow. Terugspelen, reflecteren en weerkaatsen dat wat nodig gezegd moe(s)t worden.

JOB

Job op het puin van zijn woorden.
Puinhoop
als laatste toevluchtsoord.
Je onbestaan weerspiegeld
in eigen ooglenzen. Storm
in een waterdruppel of levenslange traan.
Alle einde eindeloos herhaald. Alle woorden
wachtwoorden, nawoorden, donorwoorden.

*

Dichten als vriendendienst.

(Het dichten van hen.)

Donorwoorden, S. Polet, Wereldbibliotheek 2010

Aan het eind wordt hier de puinhoop gedicht. Dat is krachtig, maar niet het meest poëtische. Ook niet de titel, de zieke man voor wie offers gebracht moesten worden door zijn vrienden. Het is de conclusie: “Dichten als vriendendienst. (Het dichten van hen.)” (pag. 34) In een gedicht uit de bundel Metaconcrete poëzie van Polet, die in 1962 is uitgegeven, komt een wit mens voor. Hij zou graag een zoon voortbrengen waarin alle nationaliteiten vertegenwoordigd zijn. Hij wil kleurrijker door het leven gaan.

Ik zing de Synthetische Mens, ha, ik zing
als de synthese tussen bokser en dichter,
als de synthese tussen de ene dichter en de andere dichter
en hun ideaal dat een bokser is;-
als een synthese tussen een man als nationaliteit
en een zoon waarin alle nationaliteiten vertegenwoordigd zijn.

Gedichten 1 (Metaconcrete poëzie), S. Polet, De bezige bij 1977

Achteraf gezien zijn deze metaconcrete zinnen een reactie op nationalistische politici die mensen willen onderscheiden op basis van kleur, afkomst en ras. Onder NOCTURNIADE staat “De a van a-mens”. (pag. 33) Een afgeleide van het woord amen. Zouden er in dit universum ook b-mensen bestaan? “Holocaust van evenbeelden”. (pag. 23) B-mens doet denken aan de roman De geboorte van een geest, S. Polet, De bezige bij 1974, met daarin het volgende: “Aanschouwer zie deez’ Moor! Zijn vel is zwart: maar wit zijn ziel, daar Jesus zelf als Priester voor hem bidt. Hij gaat Geloof, en Hoop, en Liefde aan Mooren leeren, opdat zij, witgemaakt, met hem het Lam steeds eeren”. Een minder geslaagd gedicht NOCTURNIADE. Dan liever NOCTURNE: “Je donkere deelgenoot als lotgenoot. Donderklompen. Je donkere lotgenoot als bondgenoot.” (pag. 19) Hier spreekt Polet ‘woorden die zichzelf uitwissen.’ (pag. 20), als de dichtende bokser Mohammed Ali. Het verlangen te bestaan zonder betekenis. Vrij van inhoud, maar niet inhoudsloos. In het boek Droom van de oplichter: werkelijkheid, S. Polet, De bezige bij 1977, komt Ali als literair embleem voor onder de kop ‘Poëzie en zelfvertrouwen’.
Donorwoorden begint met een citaat van Novalis: “Wir wissen nur, insoweit wir machen”. (pag. 5) Toen ik dat las moest ik denken aan het verhaal The student from Sais uit 1798-99, een verhaal van Novalis waarin een student ontdekt dat de logische samenhang tussen de objecten de ordening is van die objecten. Het subject, de ruimte tussen de dingen, verbindt. Dit van Novalis, afkomstig uit het verhaal, is passender wat mij betreft: “Everywhere he found familiar things, but strangely mixed and coupled, and strange things often ordered themselves in his mind. He soon began to look for the connection within everything, and for meetings and encounters. Soon he was seeing nothing in isolation”. Polets donorwoorden zijn een continu proces dat zich richt op het individu en de groep. ‘Treedt buiten jezelf en je bent even buiten de grot, met zicht op zwermen oerknalletjes en mini-apocalypsen’. (pag. 38) Of “Alle geschiedenis voorgeschiedenis”. (pag. 11) Opvallend is dat een gedicht sluit, maar niets uitsluit. Om door het duister tot het licht te komen om dan weer door een hoger duister heen te gaan. Een prachtig excuus om een begin te maken met het ruimen van de rommel in onze geschiedenis en ons bewustzijn.
Je kunt zeggen dat alertheid een van de belangrijkste afweermechanisme is, en dat fictie en feit elkaar vinden in de ordening die je in de chaos aanbrengt. Nee, ik houd niet van moraalpoëzie. Toch is het engagement in deze bundel helder en niet opdringerig. Als Donorwoorden een les zou inhouden dan is het deze- hoe preciezer, eigenzinniger en diepzinniger, hoe beter. Freud zei; ‘verminkende maatschappelijke structuren kunnen de levensdrift in doodsdrift transformeren’. We willen namelijk altijd zijn wat we niet zijn. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn. Het ideale zelfbeeld is een mentale constructie. Als je dat accepteert valt het accepteren van je Ik minder zwaar.

DWAALGAST

Een labyrint van labyrinten,
een wereldomspannend,
waarin we dagelijks, uurlijks verdwalen.
Dwaalgasten. Alle gebeuren ooghoekgebeuren.

Overal warrelende zwermen (van wat?).
Lege grijze gaten. (Hoeveel schaduwen
van mij/ ons zijn er niet in aangezogen?)

Vreemd lijkt het, hoe wij (nog) verder leven,
eeuwen op zoek naar een zinvol niets.

De hoge lucht hemelloos,
het verleden
vergeetachtig, vol luchtledigheden.
Verdwaalgasten.
Een paar afgeschoten engelen onder
enkele essentiële bomen.

*

Wanneer komt mijn schaduw weer iemand tegen?
Iemand als ik.
Vergeetmuziek.

Donorwoorden, S. Polet, Wereldbibliotheek 2010

Er gebeurt veel op zoek naar feedback. De gedichten in Donorwoorden doen denken aan multigelaagde puzzels. “Er gebeurt iets, je weet niet precies wat – en dat stemt je tevreden -, iets wat je zo overal had willen wensen. En je denkt per ongeluk de juiste mensen.” (pag. 9) In dit boek dat negen afdelingen heeft is alles multi-interpretabel. De taal bestaat uit taalfiguren. Beeldend en tactiel. Ik ga de negen afdelingen af en selecteer de meest vreemde constructen. Deel 1: buitenruimte (pag. 9), microscopische (pag. 11), kindsoldaten (pag. 13). Deel 2: simulacra (pag. 18), parallelgeschakelde (pag. 22), figuranten (pag. 25). Deel 3: massa-individuen (pag. 29), rechthoekige driehoek (pag. 30), elektronisch nagesynchroniseerd (pag. 31). Deel 4: waakdroomstemmen (pag. 39), het navelloze (pag. 43), zwarte gat (pag. 45). Deel 5: sociabiliteit (pag. 48), actoren (pag. 52), in de illegaliteit (pag. 54). Deel 6: singulariteit (pag. 58), X mens A mens (pag. 60), Tom-tom met (pag. 63), kansberekening (pag. 65). Deel 7: filmbeeldjes (pag. 70), en spiegelneuronen (pag. 71). Deel 8: taalmystiek macrobionisch (pag. 83), taalatoom (pag. 88). Deel 9: verteburen (pag. 91), beeldswitch (pag. 94), en verdwijnpunten (pag. 95).
In Donorwoorden is niets wat het lijkt. Wat er staat staat er niet. Het einde van een gedicht is het begin van een nieuwe betekenis. Een betoog dat de mens de ware status van beschaving nog niet heeft bereikt. Zeker, voor velen is de kwaliteit van het leven in de afgelopen eeuwen verbeterd; maar echte beschaving is veel meer dan de technische vooruitgang of het welzijn van een deel van de mensen. Polet dwaalt van de ene plek naar de andere en neemt in ogenschouw dat een plaats bepaald wordt door cultureel-politieke machten. Alsof hij wil zeggen dat de ware kunstenaar altijd kritiek levert. Beter nog; dat ware kunst pijn doet en altijd een poëtica kent. In TEGEN-EVOLUTIE (pag. 90) vind automutilatie plaats. ‘Help ik besta niet meer. Hoera- ik besta niet meer’. (pag. 90) Een telkens weer ontkennen van de ontheemding. Zijn donorwoorden werden afgestaan. Donor worden. De levende redt de levende. “Alles beweegt, en jij de spil, staat stil”. (pag. 22) Wat doet de tijd? “Tijd zonder natijd”. (pag. 10) “De tijd speelt geen rol”. (pag. 25) “De tijd kristalliseert, ieder kristal reflecteert de hele tijd, het hele bestaan”. (pag. 28) Wanneer je denkt de rode draad gevonden te hebben zit er een kink in de kabel, gemaakt door een volwassen kind. Dat moet Job uit deel twee zijn, denk je. Job is de kameleon die van kleur verschiet al naar gelang de situatie. Job vloeit in een kop. Dit is de schaduwzijde van de diaspora. Alle goede dichters zoeken het gevaar op.

SPREEKPUNT

Bevreemd als meneer Iks die tot zijn verbazing
proza sprak,
hij een wezen met ingekweekte
esthetische rede-
iets heeft hem
tot een vanzelfsprekend raadsel gemaakt.

Ook alle tegenwegen voeren naar een vluchtpunt,
het enige zekere.
Erheen bewegend
wil elke bewogen beweger het liefst onzichtbaar zijn.

Vluchtpunt als verdwijnpunt.
Spreekbaarheid het enige dat telt.

Als een van de laatste oudemensen
spreekt hij de oudewereld uit.

*

En uithuilen om de nek van een paard.

Donorwoorden, S. Polet, Wereldbibliotheek 2010

Polet is een dichter met vele gezichten. Het gevaar zit hierin- halverwege Donorwoorden sluipt hij als prozaïst het beeld in. Zijn toon is informeel. Het perspectief vloeiend. Dat dit zou gebeuren wordt achteraf gezien in JOB al aangekondigd: “Storm in een waterdruppel of levenslange traan”. (pag. 34) In SPREEKPUNT is het geen observatie meer. Het beeld is de beweging. De zinnen zijn aforistisch en de toespelingen seksueel. In de gedichten rondom SPREEKPUNT zitten expliciete verwijzingen naar de droom, de roes en de irrationaliteit: “In mijn hoofd een beeldjesversneller, een chaotiserende”. (pag. 52) “Wellicht slapen wij vannacht weer in de kruin van een boom, nog nasabbelend op cocablaadjes en morning glory. Daarna wrijven wij onze neuzen tegen elkaar”. (pag. 54) “Hoe vindt mijn onderbewuste adequate symbolen voor het totale nihil van deze planeet en zijn vele levenslange ondoden, plus allen die dagelijks een digitale dood sterven?” (pag. 58) Na het lezen van die zinnen kwam ik tot de conclusie dat, in tegenstelling tot de gedichten aan het begin van de bundel, de man van het onderlichaam spreekt. De man met de hamer. De man die ja! zegt. De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche. ‘Geen begrenzingen, ja! Geen samenhangend stelsel, ja! Vernietiging, ja! Geen aangrijpingspunt, ja! Geen systeem om in te geloven, ja! Geen implosie, ja! Iedereen die naar houvast zoekt mag “uithuilen om de nek van een paard!” (pag. 64) Het laatste gedicht in de bundel is kort maar krachtig.

FINALE

Alle dichten is dichten van beginners.

Donorwoorden, S. Polet, Wereldbibliotheek 2010

Polet laat zien dat als je de tachtig gepasseerd bent het dichten pas echt begint. Er is geen uitputting waar veel is om op te hopen, veel om naar toe te werken, en waar het dromen en lijden niet is vervuld, of ingelost. En dat het over de consequenties van de pijn gaat waarin al die dingen ontstaan, waarmee fictie wordt gemaakt: de brug. Uit noodzaak geboren. Door en door diaspora.

Michael Tedja

DONORWOORDEN, S. Polet, Wereldbibliotheek, 2010. ISBN 978-90-284-2371-8


Noot: een aantal zinnen uit deze tekst komen uit ‘Gevecht in de geest’, B. Okri, Van Gennep 2000

Over de auteur

- Schrijver en beeldend kunstenaar. Zie hier zijn website.