Gepubliceerd op: dinsdag 11 juni 2013

Reading NYC X: Cocktails, tatoeages en nieuwe ogen

(Joost Baars struint de poëziepodia in New York City af. In Reading NYC doet hij verslag. Dit is deel 10.)

foto: Liza de Rijk

foto: Liza de Rijk

Onze laatste avond in New York City brengen we door in een tattoo-shop: East River Tattoo. Niet omdat we een tatoeage willen laten zetten, maar omdat er een poetry reading plaatsvindt, de tiende van deze reeks. Adam Fitzgerald, Dorothea Lasky en Tom Healy lezen voor.

Dat de reading in deze tattoo-shop plaatsvindt, is niet toevallig. Tom Healy publiceerde een bundel – Animal spirits, zijn tweede – die geïllustreerd is door de bekende tattoo-kunstenaar Duke Riley, die ook eigenaar is van de winkel. Maar het zet me wel aan het denken: wat een geweldige plek om een voordracht te organiseren. En wat een geweldige plek zouden andere, dergelijke, locaties kunnen zijn. En waarom gebeurt dit eigenlijk verhoudingsgewijs zo weinig in Amsterdam?

De sfeer is vriendelijk en gastvrij. Niet in de laatste plaats vanwege de cocktails die gratis worden uitgedeeld. Pas later, na de voordrachten, als ik diverse bezoekers zie die tatoeages laten zetten, bedenk ik me dat een tattoo-shop er ook belang bij kan hebben om hun gasten gratis alcohol te laten drinken. Zou dat er hier achter zitten? Nee toch….

Hoe dan ook, de reading is een groot succes. Duke Riley leest de gedichten van Tom Healy, terwijl Tom Healey op het onderbeen van Riley een tatoeage zet. Dat heeft Healy nog nooit gedaan, verklaart hij. Hij wordt eerst geïnstrueerd door een medewerker van de winkel, waarna hij aan de slag gaat.

Ik hou er altijd van als mensen gedichten van anderen voorlezen, en zeker ook van poëzievoordrachten van mensen die niet gewend zijn poëzie voor te lezen. Dat is omdat die mensen, als ze eenmaal besloten hebben om het te doen, mensen zijn die onbevangen en zonder plan een gedicht in duiken. Je krijgt dan een soort zoekend lezen, je ziet als het ware dat de lezer zich in een onbekend gebied bevindt, om zich heen tast naar houvast, en gaandeweg ontdekt hoe je in die omgeving op twee benen kunt blijven staan. Het heeft iets te maken met hoe ik naar films kijk van regisseurs die graag met amateur-acteurs werken, met name Werner Herzog en Robert Bresson. De emotie in de onhandig acterende Luc Simon in Lancelot du lac of de overtuiging in de vlakke manier waarop Florence Delay als Jeanne in Procès de Jeanne D’Arc haar regels uitspreekt, heeft een dramatische kwaliteit die door professionele acteurs nooit kan worden bereikt. Amateurs in een kunstwerk weten letterlijk niet wat ze overkomt, en die angstige en tegelijk totaal open onbevangenheid is geen verkeerde eigenschap bij het lezen van een gedicht.

Zou Duke Riley ook zo hebben gedacht toen hij besloot zijn been te laten tatoeëren door een dichter? Het past allemaal wel bij het gedicht ‘Quiet hands’, dat gaat over de onbevangen blik van een autistisch neefje: ‘Why is he so patient / with our infirmities? / We don’t see / the flowers he drinks / from, the garden / we’re foolishly trampling.’ Later wisselen Riley en Healy van plaats: Healy krijgt dezelfde tatoeage op dezelfde plek.

Dorothea Lasky – ik zag haar twee dagen terug nog lezen – leest dit keer wél enkele publieksfavorieten, allebei uit haar laatste bundel Thunderbird: ‘I had a man’ en ‘I like weird ass hippies’ (al voelt ze dat in een winkel van Duke Riley – volgens zijn website niet alleen ‘artist’ maar ook ‘patriot’ – een loflied op hippies niet per sé een logische keuze is). Beide gedichten beginnen in jolige vrolijkheid en krijgen ineens een uiterst serieuze wending. Het eerste gedicht begint zo: ‘Today when I was walking / I had a man tell me as he passed / That I was a white bitch (he was white) / And to not look at him / Or he was going to “fuck me in my little butthole” / I wandered away / Who is to say / I think I am a white bitch / My butt is big / But I believe my butthole is little / This violence that we put on women / I don’t think it’s crazy / Someone I know said / ‘Oh, that man was crazy’ / I don’t think he was crazy’ Om te eindigen met: ‘What bitter eye knew I had a voice / To say what men have done to me / What unkind wind has blown thru my brain / To make me speak for the wretched / To speak wretchedly about the ugly / To make my own face ugly and simple / To contort this simple smile into a haunting song’

Adam Fitzgerald vraagt het publiek hem een vraag te stellen. Hij zal antwoorden met een gedicht uit The Late Parade. Een jongen vraagt: ‘Ik zoek altijd naar problemen van anderen om ze te kunnen helpen oplossen. Waarom?’ Fitzgerald is onder de indruk van de vraag, denkt dan na, en leest het gedicht ‘Cathedral’, waarvoor hij zich duidelijk heeft laten inspireren door een van de mooiste gedichten van Kenneth Koch, ‘One Train May Hide Another’. De eerste strofe gaat zo: ‘To write about one thing, you must first write about another. / To speak of the death of King Charles V, / you must first speak of the Ho Chí Minh Dynasty. / To understand the rotund ministries of, say, moonlight, / you must first be blind, and understand fencing.’

Kijken doe je het beste met nieuwe ogen. Het is een passend sluitstuk van mijn gang langs de New Yorkse poëziepodia, waarvan ik er vermoedelijk nog altijd meer niet dan wel heb bezocht. Het is een passende conclusie ook op een avond waarin poëzie klinkt op een onverwachte plek, en waar de gratis cocktails maar blijven komen. Voordat ik met nieuwe ogen naar mijn eigen lichaam ga kijken, maak ik me in de stromende regen uit de voeten.

foto: Liza de Rijk

Over de auteur

- Joost Baars (1975) is dichter, essayist, podcaster, chapbookuitgever en boekverkoper. Zijn gedichten werden gepubliceerd in onder anderen Liegend Konijn, Blue Turns Grey en Revolver. De poëziepodcast VersSpreken (www.versspreken.nl) die hij samen met Matthijs Ponte maakt won in 2010 de nationale prijs bij de European Podcast Awards. Met Halverwege Chapbooks geeft hij op een budget van nul euro chapbooks uit. Hij schrijft over poëzie, film, cultuur en politiek voor onder meer de Poëziekrant en deRecensent.nl.