HET DEBUUT VAN WITTE RAAF tweede acte, deel XII
Woningruil. Het duurt even voor de strekking van het woord tot me doordringt. Mijn vertrouwde buurtje verruilen voor die achenebbisj Baarsjes? Mijn woonhistorie schiet voorbij. De kraakactie in 1980, het opknappen, de legalisering, de Brammen, Het Plakkaat, de buren, de winkeltjes, de loopjes, het Vondelpark; woog dat alles op tegen een oostindisch dove makelaar, het verrotte dak, de gehorigheid, kierende ramen, de hitte ‘s zomers? Wat gebeurde er als ik dit stekkie op twee hoog, waar ik mijn eerste theatertekst schreef, zwoegde op scenario’s, de eerste werkelijk volwassen gedichten begon te produceren en een publicabele reeks verhalen uit de grond stampte, verruilde voor een riantere woning op de autonome derde etage? Wie weet openbaarde mijn roman zich in een andere, anonieme omgeving wel aan mij! Kon dat waar zijn? Zou het verleggen van de horizon een dergelijke doorbraak kunnen bewerkstelligen?!
Astrid kijkt me verwachtingsvol aan. Ik beken haar dat ik het helaas nu niet kan overzien allemaal. Binnenkort wel waarschijnlijk. Het was me ook nogal een dag vandaag. Ze moest eens weten! Maar ik weet het goed gemaakt met haar.
‘Als we nou eens een termijn afspraken? Een maand bijvoorbeeld,’ stel ik voor; de tijd die ik denk nodig te hebben om overleg te plegen met A. en in alle rust de voors en tegens af te wegen. OK, knikt ze, toch een tikje bedrukt. Wel lang nog, een hele maand in onzekerheid, constateert ze naar meer vastigheid hengelend. Eerst douchen, geef ik als meest acute voorbeeld van mijn reserve en wijs met een vies gezicht mijn oksel aan. Of ze daar dan écht op kan rekenen, verzucht ze in de deuropening.
‘Eén maand,’ verzeker ik haar en duw haar een Look schoentje onder de neus. Beslist niet langer, anders kan ze er vergif op in nemen dat ik, echt zonder dollen, dit schoeisel inclusief sokken en metalen plaatjes rauw naar binnen zal werken.