Gepubliceerd op: maandag 8 april 2013

HET DEBUUT VAN WITTE RAAF tweede acte, deel VII

icenigold

Het bleekgele zand onder mijn voetzolen is net even te heet, maar elke afleiding van de bijensteek is nu welkom. Vele makkelijk als zodanig te herkennen badgasten bevolken het strand. Ik scherm mijn ogen af, lokaliseer aan de vloedlijn een magere figuur in een lange witte laboratoriumjas en zet er de pas in. Als ik de man tot op enkele meters genaderd ben werpt hij zich op zijn knieën en zet het met een tuinschepje op een graven.

‘Teun de Jager?’

‘Wie zijn momenten zo slecht kiest, is niet in de positie ook maar een flinter van mijn aandacht waard te zijn. Saluut.’

Ik spring voor hem neer en sleur hem aan zijn revers overeind.

‘Luister, schatgraver,‘ blaf ik hem in het gezicht. ‘Dit is een spoedgeval.’ De Jager maakt sussende geluidjes, pelt mijn vingers ėėn voor ėėn los en schuift de ooglap omhoog. ‘S-sorry‘ hakkel ik. ‘Helpt u mij alstublieft. Uw vrouw heeft me hierheen gestuurd. Zij zei dat u wel…’

‘Beate? Die beheert de voorraad…‘ De stem van De Jager klinkt afwezig en hij bekijkt mijn oog of zijn schat nu op mijn gezicht verborgen ligt. ‘Maar zicht op het wel of niet urgent zijn van een klacht heeft ze nochtans wel. Als de weerlicht terug naar de zaak!’

 

Over de auteur

- (1954) realiseerde een tiental toneelstukken en filmscenario’s. In 1995 verscheen bij Veen zijn debuutbundel Het slinkende papier. Later volgden de roman Passage (Veen, 2000) en een als ‘vrije oefening’ omschreven werk van autobiografische fictie, De cultus van het Lijden (De Arbeiderspers, 2006). In 2010 verscheen de roman Grand mal (De Arbeiderspers). In november 2012 verscheen bij het balanseer zijn poëzie onder de titel Schedelmoer & maatpak.