Gepubliceerd op: vrijdag 22 maart 2013

Perdu interviewt Das Magazin (voorproefje van vanavond)

2013 Das MagInterview met Toine Donk, hoofdredacteur van Das Magazin. 21 maart 2013. Door Mathijs Gomperts.

Samen met Claudia, mijn collega-redacteur, begeef ik me naar het café boven de designwinkel Droog, aan te Staalstraat, op maar een steenworp afstand van Perdu. Toine wilde daar afspreken. Om bij het café te komen, moeten we door de winkel waar jonge gezichten ons glimlachend verwelkomen. Aan het plafond hangen lampen die op melkflessen lijken en een rechtlijnig wit beheerst de ruimte. Toine wordt bij aankomst in het café herkend door de bediening. Hij komt er blijkbaar vaker. We krijgen koffie van een jonge, vriendelijke serveerster en ik stel voor direct van wal te steken.

—————————————————————————————————————————-

Toine, jullie tijdschrift heet ‘Das Magazin’. Heeft dat een specifieke reden? Hebben jullie een bijzondere relatie met Duitsland?

“Nee, Das Mag komt oorspronkelijk voort uit het Literaturfest. De naam is dan ook een kwinkslag naar het Literaturfest. We hebben dat eigenlijk bedacht toen we een keer zaten te barbecueën op het dak, wellicht uit een soort Oostblokfascinatie.”

Hoe zie je de functie van het literaire tijdschrift anno nu?

“Wij zien die functie als gericht op de lezer, eerder dan op de schrijver. De standaardopvattingen die bestaan over de rol van het literaire tijdschrift spelen voor ons natuurlijk ook gewoon mee. Daarin zijn we niet fundamenteel anders. Hoewel het eigenlijk een hele dure hobby is om op papier uit te komen, terwijl je ook gewoon online kan verschijnen. Ik benader Das Mag daarom ook voornamelijk als één groot geheel. In tegenstelling tot anderen kijken we naar meer dan alleen de inhoud. Vorm is een intrinsiek onderdeel van een papieren tijdschrift; het is belangrijk dat er ook daaraan tijd en zorg wordt besteed.”

Wat voor literatuur willen jullie het liefst aan de man brengen?                  

“Ik denk dat het belangrijker is dat een tijdschrift een eigen ritme vindt dan dat je zegt: ‘Dit is onze literaire stroming!’ We hebben natuurlijk wel voorkeuren. Zo vinden we het leuk als mensen buiten hun belevingswereld om iets moois weten te schrijven. Zo’n beetje iedereen is het er wel over eens dat onze generatie dat lastig vindt, en wij publiceren zulke stukken ook wel eens, als het gewoon goed is.”

Als jij het hebt over ritme, denk ik meteen aan de bladerervaring. Is die inderdaad zo belangrijk?

“Ja, de kweekvijverfunctie kan volgens mij online ook prima tot zijn recht komen, maar als je echt een papieren tijdschrift maakt, moet je daar ook alle facetten van benutten. Het moet goed in de hand liggen en evengoed mooi ogen.

Ik wil niet zeggen dat de tijdschriften die dat niet zo doen geen bestaansrecht hebben, maar ik vind wel dat zeker met de opkomst van de tablet-pc en de I-pad, de omslag naar een online tijdschrift voor sommigen helemaal niet vergezocht is.”

Spreken jullie daarmee ook een ander lezerspubliek aan dan het klassieke literaire tijdschrift?

“Ja, natuurlijk, dat merken we zelfs heel erg. Maar ik merk ook steeds vaker dat het standaardpubliek voor literaire tijdschriften ons ook begint te ontdekken en zodoende spreken we juist een heel erg breed publiek aan. We omarmen iedere lezer zelfs met heel veel enthousiasme en zijn daar ook gewoon trots op.”

Hoe zou je reageren op het verwijt dat dit een vorm van populisme is?

“Je hebt vieze woorden zoals ‘populisme’ en‘marktwerking’, en ook ‘valorisatie’, maar voor mij is het uiteindelijk gewoon belangrijk dat iemand dat ding oppakt en gaat lezen. Dan kan je me wel marktconformistisch noemen, maar zelfs als schrijver is er niets dat meer aan je ontwikkeling bijdraagt dan dat je gelezen wordt en dat je feedback krijgt. Uiteindelijk betekenen al die vieze woorden voor mij dan ook niets anders dan dat: dat je gelezen wordt.

Er wordt steeds vaker opgemerkt dat de literatuur weer hip lijkt te worden, en ik denk dat de literaire tijdschriften het daar heel moeilijk mee hebben, maar er heeft gewoon een verandering plaatsgevonden in wat men van een tijdschrift verwacht. Wij willen dat zeker niet negeren en daarom proberen we ook met de tijd mee te gaan.”

Zou je zeggen dat jullie traditievormend zijn, dat jullie een bijdrage leveren aan de geschiedenis van de Nederlandse literatuur?

“Oh wauw! Nee, dat zou ik zo niet durven zeggen. We streven het in ieder geval niet bewust na. Wij kunnen ons heel goed vinden in die quote van Arjen Lubach die ik je stuurde: ‘U zult geen maatschappelijke noodzaak aan uw werk toevoegen omdat u denkt dat anderen dat verwachten. Uw maatschappelijke opinie is automatisch aanwezig, op een ander niveau. Zo niet, dan vond u even niets en dat is ook niet erg.’ (Das Mag #2)

 Ik geloof dat als je iets wilt doen waarvan je denkt dat het op een bepaalde manier moet gebeuren, je dat gewoon moet gaan doen, en dat het dan aan anderen is om daar de betekenis van te duiden.”

Vinden jullie dat literaire tijdschriften subsidie moeten krijgen?

“Ja! Laat ik het zo zeggen, ik vind wel dat daar duidelijke voorwaarden aan moeten zitten, dan wel in het publieksbereik, dan wel in het experimentele karakter. Daar geloof ik echt allebei in. En misschien hebben de tijdschriften met een meer experimenteel karakter het eigenlijk zelfs harder nodig.

Wat ik wél heel belangrijk vind, is dat je duidelijk laat zien waar je naar toe wil met zo’n tijdschrift. En ik durf óok te zeggen – en dat mag je letterlijk citeren – dat de meeste literaire tijdschriften die meegedaan hebben aan die aanvraag, dat deden als uitstel van executie. En een subsidie moet nooit uitstel van executie zijn, het moet bijdragen aan iets waar je naartoe bouwt en dat kan zowel vanuit het experimentele karakter als vanuit het publiekskarakter. Dat is waarom ik me er ook niet voor schaam dat we die subsidie hebben gekregen. Wij zijn twee jonge gasten die proberen om iets op te bouwen.”

Hoe zien jullie ‘Das Mag’ over een paar jaar, als de glans van het hippe en het nieuwe er een beetje vanaf is?

“We worden de laatste tijd al kritischer benaderd, maar dat is fijn: tegengas. Dus ik denk dat die glans al enigszins aan het vervagen is, maar dat maakt ons alleen maar trots. Ik hoop gewoon heel erg dat we met onze tijd mee kunnen gaan, want dat is waarom andere tijdschriften volgens mij de mist in zijn gegaan. Dus misschien voor ons over een paar jaar ook wel geen papieren tijdschrift meer. Wie weet! We passen ons gewoon aan.”

Bij het afscheid drukt Toine ons een exemplaar van het laatste nummer in de hand, vers van de pers, mat zwart en met een druipende, dode vogel op het omslag. Het is inderdaad erg mooi gemaakt.

Over de auteur

-