Gepubliceerd op: donderdag 21 februari 2013

Olie: rechtsom, linksom

Door Lucas Hüsgen

In deze tijden van crisis wordt graag met de vinger gewezen naar de boosdoeners achter het onheil. Dat zijn over het algemeen de radde handelaren uit de financiële wereld en allerlei andere op geld beluste types. Of het nu gaat om de bankencrisis, de dreigende voedselcrisis, de gevaren voor de bijenstand of het paardenvlees dat als rundvlees wordt verkocht: voor je het weet, weerklinkt dat daar de geldwolven achter zitten. De meer systematisch ingestelden duiden dit aan met het woord ‘neoliberalisme’, en dan lijkt alles wel gezegd. En vooral lijkt daarmee gesuggereerd, dat binnen een andere maatschappelijke orde, sociaaldemocratisch of communistisch, de huidige problemen niet eens zouden zijn opgetreden.

Nu wil ik hier beslist niet optreden als een voorvechter van het aangeklaagde neoliberalisme, laat staan dat ik vergoelijkend wil spreken over mensen met dollartekens in de ogen, maar ik waag de aanpak toch te betwijfelen. Ze gaat er namelijk van uit, dat al die kwesties niets van doen hebben met ecologische randvoorwaarden en het algemeen gebruik van grondstoffen. Dat is echter, zeker met het oog op de toekomst, een gevaarlijk misverstand.

Links is, wellicht door zekere historische mislukkingen, in de loop der jaren sterk in de ban gekomen van morele verontwaardiging, waardoor een belangrijk begrip uit zicht is geraakt: materialisme. Daarmee werd – voor wie dat niet meer mocht weten – ooit de grondslag van het linkse denken aangeduid: de interesse in de dagelijkse praktijk van de materiële werkelijkheid, tegenover de zogeheten idealistische aanpak aan de politieke overzijde. Deze invalshoek lijkt velen te zijn ontvallen, ten faveure van nu precies idealistisch geïnspireerd moralistisch fulmineren.

De harde materiële werkelijkheid blijft daarmee echter wel overlopen van handelingen, dingen en grondstoffen, aarde. Of, om het met Karl Marx te zeggen (Zur Kritik der politischen Ökonomie):

Die Produktionsweise des materiellen Lebens bedingt den sozialen, politischen und geistigen Lebensprozeß überhaupt. Es ist nicht das Bewußtsein der Menschen, das ihr Sein, sondern umgekehrt ihr gesellschaftliches Sein, das ihr Bewußtsein bestimmt.

Nu zien we hier ook meteen de typerende tekortkoming van Marx samengevat: vanuit het materiële leven (dat dus ook de niet-menselijke materie omvat) wordt rechtstreeks overgestapt op menselijk maatschappelijk leven. Maar dat kan men hem anderzijds ook weer niet te zeer verwijten, waar hij toch leefde in een tijd, dat de aarde nagenoeg oneindig beschikbaar voor allen leek. Ze was dan officieel niet meer plat, haar rondheid vertoonde er nog alle trekken van. Er was vooral steenkool in overvloed: de vraag was enkel hoe je de daaruit voortvloeiende rijkdommen moest verdelen, ten bate van iedereen.

De grondslag van de visie bestond in elk geval in de harde dagelijkse werkelijkheid van de mens tussen de dingen. Die was niet perfect georganiseerd, maar enkel vanuit die interesse viel haar maatschappelijke vervolmaking te bereiken.

De huidige woede en verontwaardiging lijken zichzelf even genoeg en schijnen bovendien te geloven dat je mensen enkel op hun morele grondslag hoeft aan te spreken en de wereld komt meteen in orde. Het is een belangrijk element in het hedendaagse enthousiasme voor een denker als Alain Badiou – die zich niet voor niets in het voetspoor van Plato, de oervader van het idealisme, plaatst. Toch is er nog altijd die harde werkelijkheid, die wereld van aarde en bodemstoffen. En juist doordat wij decennia lang hebben geloofd eigenlijk ideële wezens te zijn, wat de hedendaagse virtuele bezetenheid nog eens heeft versterkt, hebben wij het bestaan van die harde werkelijkheid steeds verder uit ons blikveld laten verdwijnen. Ze is nu het rare gebied van de ecologie, waar je in tijden van economische crisis niet aan hoeft te denken: hooguit iets voor aardige goedzakken, die ooit geitenwollensokken heetten en nu niet eens meer fatsoenlijk een partij kunnen runnen.

Over dat laatste zal ik me hier niet uitspreken, maar dat denken slaat minstens in algemene zin de plank stevig mis.

De ecologie in de breedste, meest materiële zin van het woord, is de grondslag van de economie. De meest bepalende manifestatie ervan treedt in verschillende vormen op. Soms is ze hard, dan heet ze steenkool. Soms vloeibaar, dan heet ze olie. Ook kan ze vluchtig zijn, dan heet ze aardgas. Al met al heet ze fossiele brandstof, en is zij de geconcentreerde vorm van ontelbare eeuwen aardse geschiedenis. Ze koppelt ons dag in dag uit aan ons bestaan op aarde, maar die koppeling wordt er nu al een goede twee eeuwen lang in hoog tempo doorheen gedraaid, en het ziet er vreeswekkend naar uit, dat de mensheid dat niet nog eens twee eeuwen zal kunnen doen. Zeker heeft de mensheid met diezelfde materiële voorwaarden allerlei interessants gecreëerd: veel goeds, maar ook wel wat kwaads. Pakweg klimaatverandering, ik noem maar eens wat.

Desalniettemin zou het erg nuttig zijn, als je er voor altijd van op aan kon. Je reinigt de uitstoot, en klaar ben je. Tot diep in de twintigste eeuw leek dat stevige vertrouwen ook gerechtvaardigd. Het industriële gebruik van steenkool had eerder de basis gelegd voor een uitbouw van het financiële stelsel. Leningen werden ras verleend: de kans op aflossing was tenslotte aanzienlijk. Het was eens te belangrijker, omdat in Europa de voornaamste brandstof een beetje opgebrand en vertimmerd leek te raken: hout. Het geluk der mensheid kon al helemaal niet meer op, zodra olie kon worden gewonnen: voor 1 eenheid bestede energie kreeg je minimaal 100 eenheden energie in de schoot geworpen. In die tijd hoefde je op allerlei plekken maar een gat in de grond te slaan, en de olie spoot je om de oren. Het menselijk project kon volle kracht vooruit, al ging er onderweg wel eens wat fout.

Die tijden zijn voorbij. Nieuwe oliebronnen moeten nu op allerlei onmogelijke plaatsen worden ontdekt, en de ontginning ervan is een kostbare en almaar gevaarlijker business. De ramp met de Deepwater Horizon was er een typisch voorbeeld van. Hier was niet enkel geldzucht van BP aan de orde, zoals wel eens werd gesuggereerd, maar vooral het probleem dat de exploitatie van dergelijke olie op zich al een enorme kostenpost betekent, en dat alle bijkomende veiligheidsmaatregelen en noodzakelijke verzekeringspolissen nog eens heel veel uitgaven betekenen, dag in dag uit. Die kant gaan we steeds verder op. En dat geldt ook almaar meer voor aardgas, zal op den duur ook gaan gelden voor de nu nog overvloedig lijkende steenkool – al zijn er al studies die stellen dat zelfs steenkool zijn beste tijd heeft gehad.

Het is die term ‘beste tijd’, die ons het meeste zorgen moet baren. Precies dat probleem namelijk bepaalt op de achtergrond de huidige economische situatie in hoge mate mede. Zeker, er valt met recht heel veel moreels te zeggen over de onrechtvaardige financiële verhoudingen in deze wereld, maar daarmee is lang niet alles gezegd. Het ziet vooral niet onder ogen, dat ook een rechtvaardige samenleving volgens de mooiste utopistische modellen in de geest van Saint Simon terecht zou komen in precies dezelfde problemen, misschien zelfs nog eerder – en dat is het verschrikkelijke – dan de huidige maatschappelijke orde. Dat wil zeggen: als je de huidige welstand van een belangrijk deel van de wereldbevolking als na te streven criterium voor allen neemt.

Immers, als je 7 miljard mensen gelijkelijk toegang biedt tot onze fossiele brandstoffen, dan komen deze nog veel sneller in de problemen dan nu al het geval. Opeens zou iedereen een auto kunnen rijden, met het vliegtuig kunnen, naar hartenlust plastic producten kunnen aanschaffen, betaalbare kleding; steeds meer bestrijdingsmiddelen zouden in de landbouw moeten worden gebruikt ter onderdrukking van onkruid en parasieten en vergroting van de opbrengst; steeds meer mensen zouden hun toevlucht zoeken tot de moderne geneeskunde die ook in overstelpende mate een product van fossiele brandstoffen is; alom zouden mensen die andere olieproducten willen gebruiken, geheten elektronica. Dat wordt wat veeleisend in een materiële wereld die door de fundamentele bolvormigheid van haar drager niet over een oneindige inhoud beschikt.

Een onderschat probleem daarbij is, dat het er niet om gaat wanneer die grondstoffen opraken, maar vanaf welk moment het meer energie (of geld) kost om ze uit de grond te halen dan je ermee zult winnen. Dat probleem geldt ook voor honderd procent rechtvaardige samenlevingen. Ook daar geldt dat wij heel stilaan op weg zijn naar een tijd waarin pakweg voor olie een negatieve ‘Return on Investment’ wordt bereikt.

Hooggeplaatste deskundigen praten er graag wat omheen. Onlangs publiceerde Die Zeit een uitvoerig interview met Maria van der Hoeven, hoofd van het Internationale Energie Agentschap, het officiële adviesorgaan voor de regeringen van de OESO. Zij stelt, dat we nog beschikken over olie voor vijftig jaar. Dat lijkt relatief geruststellend: we hebben nog volop tijd om de situatie te redden, op de een of andere manier over te stappen op alternatieven. De interviewer vraagt hier niet door, maar wel over het moderne verschijnsel ‘fracking’, waardoor aardgaslagen die ooit ontoegankelijk leken, nu kunnen worden aangeboord.

Dit levert antwoorden van Van der Hoeven op, die ook gelden voor olie. Ze waarschuwt voor al te hoge verwachtingen, bijvoorbeeld omdat het maar de vraag is of fracking op termijn financieel haalbaar zal blijven. Ze verwijst naar problemen rond Chinese diep gelegen reserves, die bestaan in hun afgelegenheid, de afwezigheid van voldoende water en die van de noodzakelijke infrastructuur. Dat zijn obstakels die hooguit door inzet van heel veel energie en geld zijn te overwinnen. Daar moet echter wel voldoende opbrengst bij de ontginning tegenover staan.

Precies dat probleem geldt dus ook voor olie. En zo doen die vijftig jaar er ook niet toe. Er dreigt een situatie waarin er nog heel veel olie in de grond zit, zeg bijvoorbeeld voor 40 jaar, maar het financieel geen zin meer heeft om die eruit te halen. Die situatie wordt uitgedrukt in de aanhoudend hoge olieprijs, van rond $ 100 per vat. Die lijkt stilaan normaal, maar we moeten niet vergeten, dat hij rond 2000 nog rond $ 10 lag. Dat heeft consequenties: rederijen bijvoorbeeld laten hun grote transportschepen tegenwoordig langzamer varen dan vijftien jaar geleden, om energie te besparen. Vracht komt later aan, de economie, eigenlijk bestemd om steeds sneller te gaan, verloopt dus ook langzamer.

Wat je eerder al had: ooit leek het in de Verenigde Staten geen slecht idee om niet zo welvarende lieden hypotheken te verschaffen. Het gebeurde in de tijd dat door de val van het communisme en de opkomst der Russische oligarchen er onverwacht veel olie op de markt kwam. We weten het nog: het waren de jaren van the sky is the limit, de wel heel erg vrolijke jaren negentig. In zulke omstandigheden leken hypotheken voor armere Amerikanen geen enkel probleem. Ze zouden die heus wel terug kunnen betalen.

Niets bleek minder waar, toen rond 2007 de olieprijs de hoogte in vloog, het steeds waarschijnlijker leek dat olie zijn zogeheten piek bereikte, het punt van hoogste olieproductie aller tijden, niet alleen van het verleden, maar ook van de toekomst. Veel van die armere hypotheeknemers in de VS konden de hoge olieprijs niet meer bolwerken; met de auto naar het ver gelegen werk of het dito winkelcentrum, het werd allemaal zo duur dat de hypotheken niet meer konden worden afbetaald.

De gevolgen zijn bekend. Een wereld die op de hoop van relatief makkelijk inlosbare schulden was opgetrokken, stortte aan alle kanten in elkaar. Zeker is daar geldzucht mee gemoeid geweest, en er zijn malle praktijken over de mensen uitgestort, maar dat doet er niets aan af dat dit materiële basisprobleem ook voor een honderd procent fatsoenlijke maatschappij zal gelden. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren, dat alternatieven nauwelijks haalbaar zijn, zeker zodra men eens beseft dat olie voor een heel scala andere doeleinden wordt gebruikt dan enkel energiewinning, al zijn er zelfs ecologische kanttekeningen te plaatsen bij wind- en zonne-energie. Maar synthetische plastics op basis van plantaardige grondstoffen zullen bij huidig verbruik enorme landbouwarealen vereisen. En we moeten heus nog wel eens wat eten. En de fabricage van al die huidige olieproducten op basis van aardgas en/of steenkool betekent niet alleen extra kosten, maar vooral ook een verplaatsing van het probleem. Je zwengelt de consumptie van deze andere eindige alternatieven enkel aan. Het voordeel is in elk geval dat je op die manier het klimaat niet veel verder om zeep kunt helpen. Ook de bijen- en amfibiestand, beide ernstig aangetast door pesticiden (producten van fossiele brandstoffen), zouden er wel bij varen.

En ach ja, dat paardenvlees…  Het probleem van structureel hoge olieprijzen die steeds weer moeten worden doorberekend, leidt ertoe dat constant op andere productiekosten moet worden bezuinigd. Dat kan op de personeelskosten (om de zoveel jaar naar landen met nog goedkopere arbeidskrachten verhuizen), maar het kan ook door het deels vervangen van rundvlees door paardenvlees. Zeker, de klant wordt bedrogen, maar wie door constante verontwaardiging dit soort samenhangen over het hoofd ziet, bedriegt vooral zichzelf. En loopt het gevaar ernstig verkeerde beslissingen te nemen, zodra het erop aankomt.

De dreiging die gepaard gaat met de voortzetting van de huidige weg rechtsom, lijkt voldoende duidelijk. Maar als de weg linksom al te zeer het oor leent aan de oproep die Badiou op het einde van zijn De ethiek formuleert, dreigen ernstige gevaren en netelige dilemma’s. Badiou’s ‘Doorgaan!’ geldt als een oproep niet af te wijken van het oude communistische ideaal. Nu, een belangrijk deel daarvan wordt uitgemaakt door de opvatting dat de mens langs industrieel-technologische weg dient te worden bevrijd uit het Rijk der Noodwendigheid, dat oord waar je in het zweet des aanschijns in je levensonderhoud moet voorzien. Het moge duidelijk zijn: er zijn op dat vlak enige beren op de weg. Maar dat is niet het enige probleem.

Badiou laat zijn oproep voorafgaan door ietwat vergoelijkende woorden over de Rode Gardisten van de Chinese Culturele Revolutie. Zeker, zij begingen misdaden, maar werden in elk geval nog door universalistische idealen gedreven. Nu maakt dat inderdaad wat uit voor het slachtoffer: werd je door de nazi’s vermoord, dan wist je in elk geval nog Untermensch te zijn. De universele moordenaar kent je daarentegen fundamenteel geen universele waarde toe. Zo zou ik zelf, als het dan moest, liever door een nazi worden vermoord dan door een communist. En een vergoelijking van vergrijpen uit het verleden binnen een universele theorie, geldt, vanwege die universaliteit, ook voor vergrijpen in de toekomst. Maar goed: afgezien daarvan vergeet Badiou te vermelden, wat voorafging aan de Culturele Revolutie. Dat was de Grote Sprong Voorwaarts: in een ijltempo werd China geïndustrialiseerd, ter realisering van voornoemde algemeen communistische wensdroom. Daarbij werd, zoals dat tegenwoordig heet, stevig doorgepakt: met 45 miljoen doden tot gevolg.

Wie de wereld wil redden, kan dit zijn aanhangers niet verzwijgen. Zeker niet in tijden waarin de technologische wensdroom ondanks alle schijn van het tegendeel heel langzaam maar onafwendbaar in de problemen aan het raken is. Je kunt in zo’n situatie de mensheid niet onderwerpen aan een ondoordacht universalisme met dubieuze voorouders. Bovendien kan de gedachte van het universalisme zelf in een lastig parket geraken.

Onlangs dreigde in Peru een nieuw gaswinningsproject het beschermde leefgebied van een inheems volk zonder veel contact met de zogeheten beschaving, voor zichzelf op te eisen. Dergelijke projecten zijn typisch voor de huidige tijd: allerlei plekken waar eerst niet zou zijn gezocht, komen in het vizier. Dat is meestal niet uit pure geldzucht, maar omdat de makkelijk bereikbare velden al aangetapt zijn en vele ervan heel stilletjes aan in de problemen komen. In dit ene geval zou dus omwille van de universele behoefte van de geciviliseerde mensheid een specifieke groep die aan die civilisatie weinig tot geen deel heeft, het loodje moeten leggen.

Dat gaat niet door. Het project is, dankzij brede protesten, afgeblazen. Maar daarmee is wel het centrale probleem van het badiouiaanse universalisme aangeboord. Wat is er nu universeler: zorgen voor de energievoorziening van de geciviliseerde mensheid of voor het behoud van natuurgebieden en de overlevingskansen van kleine groepen die aan de wereldomvattende civilisatie geen deel wensen te hebben?

Wie, geplaatst tegenover dit dilemma, per se voort wil gaan langs de oude communistische weg, zoals die mede werd vormgegeven in de Grote Sprong Voorwaarts, moet zich goed realiseren wat er op het spel staat. Dient zich dus af te vragen, waar de maatstaf voor het doorgaan van de menselijke beschaving ligt – zonder op voorhand de mogelijkheid uit te sluiten, dat die eventueel zou kunnen liggen bij diegenen die zonder GPS exact de weg weten in een oerwoud.

Over de auteur

- (1978) is dichter, hoofdredacteur van Parmentier en lid van de redactieraad van DW B. Daarnaast is hij medeoprichter en redacteur van het platform voor literaire kritiek De Reactor, het literair weblog Ooteoote en uitgever bij Perdu.