Gepubliceerd op: maandag 4 februari 2013

HET DEBUUT VAN EEN WITTE RAAF XXIV

 

 

(voor de delen I t/m XXIII klikt u hier)

 

 

De viering van mijn veertigste verjaardag is precies wat het zijn moet: chaotisch, oorverdovend en dermate met drank overgoten dat de relatieve frisheid waarmee ik dinsdag 5-7 ontwaak, aanvoelt als een onvoorziene toegift. A. perst een glas vers sinaasappelsap. Ik krijg een kus. Dat werk ook altijd! Als ze de trap af roffelt pak ik De vooravond naast het bed van de grond en streel de kaft. Zo lang er dit soort boeken geschreven wordt heb ik er vrede mee zelf geen titel op mijn naam te hebben. Het leven gaat verder. Een kwestie van de dagen zien te vullen. Andere doelen, nieuwe uitdagingen. Gaan trainen voor de marathon of La Marmotte en je zult zien dat over een aantal weken de tere huid wel weer een stootje hebben kan.

Ik kijk op de wekker. Onderweg ben ik ook al: dinsdag 5-7 loopt reeds naar elven. Aarzelend tussen eerst de boel aan kant of het lezen van een bladzijde of wat, hoor ik iemand de trap opstormen. A? Ja, ze gooit mijn deur open en sist mijn naam. Ik kwam de postbode tegen, moet je kijken! Ze zwaait met een kabinet enveloppe. Ademloos pak ik hem van haar aan. Het logo brandt zich op mijn netvlies. Dat is waar ook. L.J. Veen. Totaal vergeten! De vermelding van deze uitgeverij in de brief van Menno Wigman, de met tegenzin gemaakte ultieme kopie van mijn manuscript, het afgeven in het stijlvolle souterrain aan de Gouden Bocht… Zo verschrikkelijk afwezig was de receptioniste dus ook weer niet geweest!

A. en ik kijken elkaar aan. Openmaken? Ze knikt. Ik werk mijn pink in de plooi en ploeg het omslag open. Amsterdam, 4 juli 1994 […] Geachte heer […] Met grote belangstelling […] Verhalen […] Slinkende papier […] Stijl […] Thematiek […] Sfeer […] Ons ervan kunnen overtuigen […] In principe […] Een uitgave in boekvorm […].

 

Het triomfantelijke en sonore JA! dat mijn strot ontwijkt blijft zeker een volle minuut hangen boven de daken van de Amsterdamse Da Costa-buurt.

 

Over de auteur

- (1954) realiseerde een tiental toneelstukken en filmscenario’s. In 1995 verscheen bij Veen zijn debuutbundel Het slinkende papier. Later volgden de roman Passage (Veen, 2000) en een als ‘vrije oefening’ omschreven werk van autobiografische fictie, De cultus van het Lijden (De Arbeiderspers, 2006). In 2010 verscheen de roman Grand mal (De Arbeiderspers). In november 2012 verscheen bij het balanseer zijn poëzie onder de titel Schedelmoer & maatpak.