Gepubliceerd op: dinsdag 5 februari 2013

Culturo’s

In De Standaard van vandaag verzet Marc Reugebrink zich tegen het etiket ‘culturo’ dat hij kreeg opgeplakt door Bart De Wever en andere N-VA’ers. Het woord ‘culturo’ staat onder meer voor links en elitair. En dat is, u raadt het al, allemaal niet best. Reugebrink, die onlangs werd verkozen tot covoorzitter van de Vlaamse Auteursvereniging, laat zich niet zomaar reduceren tot een stereotype, en wijst op de historische gevaren van het labelen:

Mijn pogingen om onder het etiket uit te komen dat mij wordt opgeplakt, zijn in de ogen van de etikettenplakkers zelf alleen maar een bewijs dat ik dat etiket dubbel en dik verdien. En dat is bepaald griezelig. Communisten aten nooit kinderen, maar toch waren hele volksstammen daar op een zeker moment vast van overtuigd – voldoende overtuigd zelfs om de wapens op te willen nemen. En nu we toch bezig zijn: joden waren nooit ongedierte, maar er was heel weinig voor nodig om precies die definitie ingang te doen vinden en een hele schare welwillenden te vinden die, passief of actief, mee wilden helpen om dat ongedierte uit te roeien.

De vergelijkingen met die inktzwarte periode uit onze geschiedenis lijken misschien overdreven (al is vergelijken nog iets anders dan gelijkstellen), maar dat eendimensionaal, zwart-witdenken tot enge toestanden kan leiden behoeft weinig betoog. Wanneer een partij als de N-VA homoseksualiteit een ‘obediëntie’ noemt, is (semantische) alertheid minstens geboden. Daarbij mag Judy Garland, het meisje van de regenboog, onbegrensd voor de muzikale expressie zorgen.

Over de auteur

- (1978) is dichter, hoofdredacteur van Parmentier en lid van de redactieraad van DW B. Daarnaast is hij medeoprichter en redacteur van het platform voor literaire kritiek De Reactor, het literair weblog Ooteoote en uitgever bij Perdu.

Displaying 14 Comments
Have Your Say
  1. Bart Beelaert zegt:

    Je moet maar durven. Een pleidooi voor nuance zo beginnen: “We leven in glasheldere tijden. Nu de populisten overal aan het roer staan…” Wat moet dat zijn als Marc “Nuance” Reugebrink zich eens lekker ongenuanceerd laat gaan?

  2. Bart Beelaert zegt:

    Ongetwijfeld, zoals het hele stuk wel ironisch zal zijn. Over de partijleider die “al een voorschot neemt op de situatie waarin tegenspraak niet meer zal baten”: en waarin hij, die partijleider, zich dus ongeremd dictatoriaal zal gedragen (wat hij nu al zou willen, maar niet durft, kennelijk). En het slot, over die partijleider en zijn partij, die uit zijn “op de afschaffing van de diversiteit, van een veelkantigheid die, meer dan vandaag de dag aan bod komt, te danken is aan wie momenteel rücksichtslos op één hoop worden geveegd met de bedoeling hen af te voeren.” Dat laatste woord, “afvoeren”, dat is enkele regels hoger al eens gebruikt: “Het is daarom dat kunstenaars, schrijvers, journalisten tot op de dag van vandaag in (rechtse én linkse) dictaturen gewoonlijk tot de eersten behoren die worden opgeruimd.” Opruimen is dus: al dan niet fysiek elemineren, monddood maken, van burgerrechten beroven. Hier wordt – vanzelfsprekend ironisch – Bart Dewever min of meer met zo veel woorden een dictator genoemd die een regime voorbereidt waarin mensen als Reugebrink fysiek worden geëlimineerd of monddood gemaakt. Bart De Wever krijgt terecht kritiek omdat hij zichzelf met Pim Fortuyn vergeleek, en zijn tegenstanders verantwoordelijk houdt mocht hem iets overkomen, waardoor De Wever de debatruimte inderdaad ontoelaatbaar versmalt. Maar het koketteren van Reugebrink met intellectuele vervolging vind ik al even wansmakelijk.

    • Toegegeven, de door Reugebrink getrokken historische parallellen vond ik ook op het randje. Misschien werd de (aan De Wever ontleende?) retoriek daar net iets te ver doorgevoerd. Maar Reugebrink is zich daar ook terdege van bewust als hij schrijft: ‘Ik weet het. Altijd weer diezelfde voorbeelden. Het is daarom dat de etikettenplakkers elke vergelijking met die duistere periode uit onze geschiedenis willen verbieden. Niet geheel ten onrechte. Maar ook niet geheel terecht. Het gaat niet om specifiek die periode. Het is maar dat we sinds die periode meer dan ooit tevoren weten waartoe etiketten plakken kan leiden.’ Die laatste zin kan ik zonder meer schragen. Een discours van louter reductionistische clichés en fnuikende vooroordelen leidt, linksom of rechtsom, onherroepelijk tot ellende. Die les mogen we toch wel trekken uit de geschiedenis van de twintigste eeuw.

  3. Bart Beelaert zegt:

    Akkoord, maar zoals onder meer Kevin Absillis heeft laten zien, kunnen die “elitaire linkse culturo’s” er ook wat van, van etikettenplakkerij, “reductionistische cliché’s en fnuikende vooroordelen”. Het hele debat is inmiddels compleet verziekt, en het beste wat je doen kunt, is de toon van het debat wat proberen te matigen. Jezelf opwerpen als de vleesgeworden Mr Nuance en tegelijk – duister zinspelend – nog wat olie op het vuur gooien door jezelf af te schilderen als een godweet fysiek vervolgde minderheid, is een gotspe. Als Reugebrink echt vindt dat Bart De Wever inderdaad een dictatuur aan het voorbereiden is waarin burgerlijke vrijheden buitenspel worden gezet, moet hij de bewijzen daarvoor verzamelen en naar de rechter stappen.

    • De toon matigen en nuanceren, daar ben ik natuurlijk helemaal voor. Maar tegelijkertijd schuilt er ook een gevaar in relativeren (een derde woordje dat in deze context dan valt), en dat is dat je een politiek-maatschappelijke werkelijkheid langzaam wegdeemstert. We moeten bijvoorbeeld niet vergeten dat de N-VA bij de lokale verkiezingen van 2012 nogal wat gewezen leden van het Vlaams Belang op de lijsten zette. De recuperatie van die afvalligen (die er dus een extreemrechts gedachtegoed op nahielden) geeft toch te prakkiseren.

      Tegelijkertijd, en daar komt de nuance, ben ik het met je eens dat ook in het linkse discours drogredenen à la Godwin resoneren. Beide vleugels zijn (nuance nummer twee) dan ook gebaat bij een beetje dialectisch denken.

      Maar daar lijkt De Wever vooralsnog niet aan te willen. Als iemand, zoals Reugebrink, het bestaat om te ageren tegen zijn populistische etikettenstrategie, schiet hij fluks in de slachtofferrol en jeremieert hij dat er een nieuwe schutkring in de maak is (iets wat ook de voorloper van het Vlaams Belang trof). Tegenspraak past kennelijk niet in de kraam van De Wever. Sterker, antagonistische geluiden roepen bij hem het beeld op van ‘de hel’.

      • Daar wil ik nog aan toevoegen dat het voor mij niet zo belangrijk is of het dragen van zo’n regenboogshirtje nu bewust politiek-emancipatoir bedoeld is of vooral fungeert als vrolijk symbool van seksuele oriëntatie. (Ik vermoed dat de dragers ervan dat onderscheid zelf ook niet altijd zo scherp weten te trekken.) Het gaat mij er hier om dat De Wever, zeker in zijn functie van burgemeester van Antwerpen, wel wat meer sensibiliteit aan de dag mag leggen. Zijn proefballontjes leiden nu slechts tot een hoop maatschappelijke commotie (‘ambras’), en ik denk niet dat die taak in zijn functiebeschrijving staat.

  4. bart beelaert zegt:

    Nog even dit: elke dag staan 3-4 artikels en columns in De Standaard en De Morgen die tegen Bart De Wever zijn gericht. Artikels pro zijn nergens te vinden. Is dat gezond? Wijst dat niet op een verbijsterende monocultuur bij de Vlaamse intelligentsia – die bijvoorbeeld ook veel van de frustratie op internetforums enz. zou verklaren – of zijn de posities van De Wever a priori zo aberrant dat ze onmogelijk te verdedigen vallen? Hoe dan ook, een erg genuanceerd debat levert zoiets niet op. En nu: tabee.

    • Volgens mij kan De Wever over voldoende podia beschikken om zijn boodschappen uit te dragen. Zijn partij is niet voor niets zo groot geworden. Overigens wees u zelf op het artikel van ombudsman Tom Naegels in De Standaard: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20130205_00458745.

      En nee, elk denken moet overwogen worden. Wie een denken a priori als aberrant of barbaars beschouwt, verzaakt niet alleen zijn of haar intellectuele plicht, maar bedient zich ook van een ‘slinkse procedure die het onschuldig verklaart’, zoals Alain Badiou stelt in De twintigste eeuw.