Gepubliceerd op: maandag 28 januari 2013

Wat moet je met Badiou?

Kees ’t Hart is een van mijn favoriete recensenten. Anders dan veel van zijn collega-critici vat hij niet of nauwelijks samen (een beproef middel om de eigen visie op het besproken boek zo niet achterwege te laten dan toch zo lang mogelijk uit te stellen), maar kiest hij doorgaans voor een persoonlijker aanpak, die een soort pragmatiek of literair-utilisme lijkt te verraden. In zijn literatuurkritieken gaat hij op zoek naar de betekenissen van het literaire werk voor zijn eigen lezen en schrijven. Hij wil weten wat het boek hem te zeggen heeft, wat hij ervan kan leren. Dat levert vaak spannende, betrokken kritieken op.

’t Hart bespreekt niet alleen literatuur, maar soms ook non-fictie. Zo recenseerde hij in De Groene Amsterdammer onlangs de Alain Badiou-reader Alain Badiou. Inesthetiek: filosofie, kunst, politiek, die werd samengesteld en ingeleid door Joost de Bloois en Ernst van den Hemel (zie hier Van den Hemels lezing die hij voor Perdu hield). Dit boek bevat niet alleen sleutelteksten uit Badious kunsttheorie, maar ook enkele kritische reflecties van Nederlandse kunstenaars en wetenschappers en interviews met onder anderen Simon Critchley en Jonas Staal.

Ook dit boek benadert ’t Hart op de hem kenmerkende persoonlijke, pragmatische wijze. ‘Waarom zou je je met de Franse filosoof Alain Badiou (1937) bezighouden?’ zo vraagt hij zich in de openingszin van zijn bespreking af. Dat is een lekker polemisch begin, zeker als je bedenkt dat Badiou door velen op handen wordt gedragen. Dus inderdaad: wat moet je met Badiou? Waarom loopt iedereen achter hem aan? Wat maakt het werk van Badiou nu zo aantrekkelijk? Wat heb je eraan?

’t Hart formuleert enkele fundamentele bezwaren bij het denken van Badiou. Zo hekelt hij diens abstracte taalgebruik en jargon. Ook heeft ’t Hart zo zijn bedenkingen bij Badious analogieën tussen wiskunde en sociaalmaatschappelijke verhoudingen, waarvan Alan Sokal en Jean Bricmont volgens hem waarschijnlijk weinig heel zouden laten. De recensent stipt ook nog even Badious (vermeende) antisemitisme en anti-Amerikanisme aan, en keert daarna terug naar zijn eigen schrijftafel:

De vraag is natuurlijk waarom ik me hierna nog met Badiou zou moeten bezighouden. Het gaat me niet eens om de bezwaren tegen zijn werk die ik hierboven noemde. Wat maakt dat allemaal uit! Schrijver wil ik zijn, geen filosoof. Het gaat in de (schrijf)kunst om ruimte, om ademhalen, om perspectief en vergezichten. […] Bij Badiou krijg ik dat gevoel nooit. Hij probeert me altijd een stap voor te zijn. Me klein te houden. Ik krijg bij hem het gevoel dat het hem om iets anders gaat. Om macht. […] Bij lezing van Badiou zet ik een sombere kop op en lijkt het me totaal uitgesloten dat ik ooit een ongegeneerd meesterwerk zal kunnen schrijven.

Ik snap die ergernis wel. Het discours over universele waarheidsprocedures, de Idee van het communisme, de notie van het evenement… dat alles is met een beetje doorzettingsvermogen nog wel te snappen. Maar Badiou formuleert soms zulke complexe theorieën dat slechts een handjevol experts ze betekenisvol kan ontleden. (Of althans die schijn weet te wekken.) Zo zullen weinigen erin slagen om Badious mathematische oriëntatie op de ontologie volledig te doorgronden. En juist daarin schuilt het fundament of de verantwoording van zijn denksysteem. Hoe ‘bruikbaar’ is Badious project dan nog?

Toch oefent zijn denken ook op mij (een niet-wiskundige) een zekere aantrekkingskracht uit. Badious pogingen om voorbij het messiaanse deconstructivisme te denken vind ik fascinerend. Zijn pleidooi voor een terugkeer of revitalisering van de waarheid en het subject in het filosofisch denken (termen die mede door het poststructuralisme iets verdachts hebben gekregen) lees ik instemmend. Bovendien heeft Badiou het huidige debat over kunst en politiek enkele fundamentele denkimpulsen gegeven, die ook (en steeds luider) doorklinken in het werk van andere denkers, schrijvers en kunstenaars. Alleen al om die reden wil ik hem liever niet negeren.

Misschien is dat ook helemaal niet nodig. Het komt mij voor dat je kernbegrippen als Zijn, Subject, Situatie en Waarheid ook kunt vatten als de dieptestructuur van zijn ontologie buiten je bereik blijft. Ook zonder gedegen kennis van de cantoriaanse verzamelingenleer (een grondslagentheorie waarop zijn werk gebaseerd is) blijkt het mogelijk om Badious denksysteem te volgen. Soms moet je je inderdaad gewonnen geven en erkennen dat je het spoor bijster bent, maar de inzet en motieven van Badiou maken toch dat ik graag met hem mee, én tegen hem in wil denken. Hier kom ik nog op terug.

Nu eerst de berichtgeving over de abdicatie van de koningin volgen. Die troonsafstand is geen evenement in Badiouiaanse zin: haar aftreden zat er al een tijdje aan te komen en het anachronistische sprookje gaat rustig verder. Maar ik moet eerlijk toegeven dat de majesteitelijke exit me toch niet geheel onberoerd laat. Laat ik dat, om in de sfeer te blijven, trouw aan het sentiment noemen, een door de media stevig geschudde cocktail van nostalgie, weemoed, orangisme en zo nog wat affecten die ik (reactief subject) niet onmiddellijk kan plaatsen.

Over de auteur

- (1978) is dichter, hoofdredacteur van Parmentier en lid van de redactieraad van DW B. Daarnaast is hij medeoprichter en redacteur van het platform voor literaire kritiek De Reactor, het literair weblog Ooteoote en uitgever bij Perdu.

Displaying 1 Comments
Have Your Say
  1. Op de Facebook-pagina van Ooteoote-redacteur Matthijs Ponte vindt een interessante discussie plaats over het werk van Badiou. Deelnemers aan dat debat zijn onder anderen Ernst van den Hemel, Merijn Oudenampsen, Samuel Vriezen en Kees ’t Hart.