Gepubliceerd op: zondag 20 januari 2013

Leve de lichtheid

Onlangs verscheen het nieuwe nummer van Rekto:verso, tijdschrift voor cultuur en kritiek. Onder de vlag ‘Licht is de kunst’ gaat de redactie op zoek naar het fijnzinnige, maar ambigue ideaal van culturele lichtheid. Het nummer bevat bijdragen van onder anderen Bert Bultinck, Lieven De Cauter, Tom Van Imschoot, Yves Petry en Bert Van Raemdonck. Deze teksten bevragen het cliché dat kunst zwaar is (of moet zijn), en stellen daar de lichtheid als levensvisie of artistieke keuze tegenover.

Tijdens het lezen van dit fraaie dossier, dat overigens ruimhartig online is gezet, moest ik denken aan het essay ‘Schrijven en lezen’ van Jeroen Mettes, opgenomen in Weerstandsbeleid. Nieuwe kritiek (2011). Daarin betoogt hij dat de lezer geen enkele contractuele verplichting heeft ten opzichte van de schrijver, en dat het beste lezen een zo licht mogelijk lezen is:

Het is de minst literaire lezer, de onzorgvuldige lezer die het boek niet bewust heeft opgepakt maar ook niet bewust weg zal leggen, de lezer die zich als het ware op een willekeurig moment zomaar aan het lezen weet, die nauwelijks geïnteresseerd is in wat het allemaal betekent, die zich niet bekommert om de literaire waarde: alleen deze lezer beschikt over voldoende lichtheid om literatuur mogelijk te maken. Dit tot grote woede van de Grote Schrijver die zijn gewicht uitgedrukt wil zien in de zwaarte van een belangrijke ervaring.

De zware lezer moet het hier afleggen tegen de lichte lezer. Waar de eerste in opperste concentratie een literaire tekst tot zich neemt, daar zet de tweede tijdens zijn lectuur nog even vrolijk radio en televisie aan. Laat ik deze twee lezerstypes wat nader beschrijven.

De zware of gewichtige lezer wil per se iets ‘in’ de tekst lezen, en doet daar ontzettend zijn best voor. Hij projecteert, anders gezegd, steeds iets van zichzelf op de woorden. Zie daar de paradox van close reading à la New Critics of Merlyn: uiteindelijk is de zogenaamde organische eenheid van een literaire tekst weinig anders dan de fantasie van het lezend subject. Daarom komen zware lezers ook zo vaak uit bij hun eigen (academische, westerse, blanke, mannelijke) referentiekader: de Bijbel, de Grieken, Shakespeare, enzovoorts. Met als nec plus ultra: elke literaire tekst is uiteindelijk een meta-statement over literatuur.

De lichte of lichtzinnige lezer torst al dit gewicht niet op zijn schouders. Die houdt zich niet bezig met als thema’s, motieven, intertekstualiteit et tutti quanti. Hij voelt geen dwingende behoefte om het boek af te schrijven, te voltooien, precies conform de intenties van de auteur. Lichte lezers beschouwen lezen niet in de eerste plaats als begrijpen, maar fladderen onbekommerd door de tekst. Vluchtig en dansant, haast gewichtloos. En dat is geen sinecure. Lichtheid maakt het bestaan van de literaire tekst niet alleen draaglijk, maar zorgt er ook voor dat de literatuur blijft ademen. Mettes schrijft:

er is weinig dodelijker voor literatuur dan een cultus van Grote Boeken, een cultus die alleen maar ingesteld kan zijn door schrijvers en aspirant schrijvers, dat wil zeggen: juist diegenen die niets van literatuur begrijpen omdat ze er te veel bij te winnen hebben, en overtollig vet aanzien voor een aura van Literatuur.

Leve de lichtheid dus. Het jongste nummer van Rekto:verso weegt 132 gram, en is daarmee perfect op gewicht.

Over de auteur

- (1978) is dichter, hoofdredacteur van Parmentier en lid van de redactieraad van DW B. Daarnaast is hij medeoprichter en redacteur van het platform voor literaire kritiek De Reactor, het literair weblog Ooteoote en uitgever bij Perdu.