De Escher-achtige Nachoem Wijnberg
Op De Reactor bespreekt Erwin Jans Als ik als eerste aankom, de nieuwe bundel van Nachoem Wijnberg, en dat doet hem aan iemand denken:
Het is misschien een wat vreemde vergelijking, maar het lezen van de gedichten in Als ik als eerste aankom geeft bij momenten eenzelfde sensatie als het kijken naar de tekeningen van M.C. Escher. Je weet als kijker niet precies op welk niveau je zit. Je probeert met je vinger het naar beneden stromende water op de tekeningen te volgen en voor je er erg in hebt, stroomt het water naar boven. Dalen dat zonder dat je het merkt overgaat in stijgen. Ook in de verzen van Wijnberg lijkt er voortdurend iets te verschuiven waardoor je de indruk krijgt ergens een schakel of een overgang te hebben gemist. Misschien zijn het de over het blad slingerende regels van de gedichten in deze bundel die de associatie met Escher nog dwingender maken. Ook in de gedichten keer je als lezer op je stappen terug, maar je kunt maar moeilijk het punt vinden waarop het ‘fout’ liep. Die ‘fout’ is juist het mysterie van het werk van Wijnberg, als ‘mysterie’ al het juiste woord is. Zelfs als je ‘begrijpt’ hoe een tekening van Escher functioneert, wat begrijp je dan? Hetzelfde gebeurt in de gedichten van Wijnberg. Je wordt meegenomen op een tocht, maar je weet niet precies waar je aankomt: ver weg van huis of toch opnieuw bij het vertrekpunt? Wat is er gebeurd in het verloop van de verzen? Ben je een emotie rijker? Een illusie armer? Was het gedicht een gedachtenexperiment? Een taalervaring? Een superieur retorisch spel? Een tot anekdote gecrypteerde wijsheid? Je twijfelt vaak bij Wijnberg.
Lees verder op De Reactor.