Gepubliceerd op: dinsdag 14 augustus 2012

HET DEBUUT VAN EEN WITTE RAAF VII

Zaterdag 26 februari 1993 vieren we A.’s verjaardag op haar krappe etage in de Jordaan. Het is druk en gezellig. Tegen tienen arriveert Hans met Stasja. Hij beent voorwaarts en plaatst een fles Moët & Chandon pontificaal op tafel.

‘Glazen,’ commandeert hij. ‘Deze jongen heeft wat te vieren.’ Hij laat de kurk knallen en als iedereen zijn bodempje naar binnen heeft geslagen, kijkt hij de kring nadrukkelijk rond.

‘De Sardine. Geaccepteerd. Najaarsaanbieding!’ Drie als een salvo geplaatste voltreffers. Ik pak zijn armen beet, til hem van de vloer.

‘Je bent binnen, man. Daar moet godverdomme op gedronken worden!’ Hans hangt zwaar aan mijn schouders. Ik hoor zijn verstikte stem.

‘Ongelooflijk. Staat deze Limbo tietjanboerenlul op de aanbiedingslijst van De Arbeiderspers!’

Over de auteur

- (1954) realiseerde een tiental toneelstukken en filmscenario’s. In 1995 verscheen bij Veen zijn debuutbundel Het slinkende papier. Later volgden de roman Passage (Veen, 2000) en een als ‘vrije oefening’ omschreven werk van autobiografische fictie, De cultus van het Lijden (De Arbeiderspers, 2006). In 2010 verscheen de roman Grand mal (De Arbeiderspers). In november 2012 verscheen bij het balanseer zijn poëzie onder de titel Schedelmoer & maatpak.