Gepubliceerd op: zaterdag 30 juni 2012

Het debuut van een witte raaf VI

Drie dagen later. Ik sta onder de douche met mijn kop vol shampoo als de telefoon gaat. Ik schiet een badjas aan en zet de muziek zachter. De hoorn glibbert in mijn hand. Een mannenstem. Oscar en een heel verhaal.
‘Pardon, Oscar wie?’
‘Oscar van Gelderen. Uitgeverij Arena.’ Licht in het hoofd plof ik op de televisie neer en laat de duizeling passeren. Mijn hemel, een uitgeverij! Nu al?
‘Arena zei u?’
‘Ja, ik ben uw verhalen aan het lezen en ik moet zeggen: het ziet er goed uit. Het is nogal divers materiaal, maar het heeft wel iets heel eigens. In de toon vooral. Niet wat je noemt alledaags.’
Goed. Eigen. Onalledaags. Dit gaat rap, veel te rap naar mijn zin maar de man aan de andere kant van de lijn trekt zijn eigen plan. Naar welke uitgeverijen ik het nog meer heb gestuurd, wil hij weten. En waarom speciaal naar die van hem. Midden in mijn antwoord onderbreekt hij me.
‘U bent toch een debutant, neem ik aan?’
Ik maak melding van mijn successen: verhalen in De Revisor en Yang, gedichten in Hollands Maandblad.
‘Poëzie? In Hollands Maandblad, zei je? Wie zwaait daar tegenwoordig ook weer de scepter? Ach laat ook maar, zelfs onder Karel Poll was het daar één pot nat.’
Er klinkt onverholen minachting in door. Voor een waarom is mij geen tijd vergund. Wat ik naast verhalen en gedichten verder nog produceer. In welke kring ik me bevind. Ook een beginnend schrijver moet beschikken over een netwerk, vindt hij. Hij kan het beste dit … Of dat … Een afspraak … Ik kom bij zinnen. Hij wil een afspraak!
‘Wanneer het u maar uitkomt.’
‘Een paar dagen om alles goed door te nemen, brengt ons bij …’ Ik verneem geblader. ‘Laten we zeggen week 11. De maandag meteen maar? Half twee, schikt dat?’
‘Maandag 7 maart.’ Ik heb de dag gevonden op de kalender. ‘Dertien uur dertig, prima.’
‘De Ruyterkade 39. Zie ik u daar en dan.’
Ik leg de hoorn op de haak. Mijn hand trilt. Mijn voeten staan in een aanzienlijke waterplas.

Over de auteur

- (1954) realiseerde een tiental toneelstukken en filmscenario’s. In 1995 verscheen bij Veen zijn debuutbundel Het slinkende papier. Later volgden de roman Passage (Veen, 2000) en een als ‘vrije oefening’ omschreven werk van autobiografische fictie, De cultus van het Lijden (De Arbeiderspers, 2006). In 2010 verscheen de roman Grand mal (De Arbeiderspers). In november 2012 verscheen bij het balanseer zijn poëzie onder de titel Schedelmoer & maatpak.