Vertaallab 13 Marianne Morris – Art will save your life
Vertaallab is een serie op Ooteoote die dichters uit andere taalgebieden aan de lezer voorstelt. Elke aflevering een spiksplinternieuw gedicht – af en toe een reeds gepubliceerd werk. Dat u mag vertalen, als u wilt. Graag zelfs, wat ons betreft. Post uw vertaling van (een van) onderstaand(e) gedicht(en) als reactie op dit bericht.
Afgelopen vrijdag 30 maart 2012 was Marianne Morris te gast in Perdu tijdens de avond ‘De scheppende kracht van het vertalen’. Tijdens deze avond bespraken Han van der Vegt en Frank Keizer vertalingen van haar werk en droegen deze voor.
__
ART WILL SAVE YOUR LIFE
like it does mine even before I’ve performed the little death
goes behind me like a yellow brick road
path my feet
dented lapping nerve. Safety in knowing that what holds you up
isn’t alive, and therefore can’t leave. Only you can leave, and you will
mouthing your twist like an undisciplined lover and throw in its face
hands empty of pen, calling it husband-hungry
in tutu with dayglo.
Come back to me now
my love you will eventually say, long after the fact. Her face will turn
and be neither woman, nor man, but lung heaving under ocean,
the muscle perfectly formed under skin when you open the door
a mechanism whose longevity nurses you at the breast,
a site of fire that moves beneath you, first rippling and
then slowing into a drill pump between canapés the suit
contains the warble of your admissions and of ordinariness
and of everything, everything that can be said about our bodies
can also be said about the soul that moves
dehydroepiandrosterone moves my bed
as modernity refuses to pass away and you are miles away
leaping about in it, clear about life, where it goes, who to talk to,
the little years pulsing with breath, fish swim in the lung
and now life with its death is a crashing presence
a subjective masterpiece
a monster whose horns and tusks toss me
on the wind that crashes into the house.
Art pulsates within me, more than an absent child
more than the fund to help babies
more than electricity. Apple+tab
darts between worlds as in rooms I haven’t the patience
to walk through
and cannot give ‘no’ to the food, in it pours
I want to make little words in all of the windows
make nothing for too long in one place, lest the depth appeal
to the monster, slithery-tongued, e-oriented
hiding among dashes in ‘Sent Items’
waiting for a lashing of tongue.
There is no surface desire, anymore, now it goes so deeply
into me that I look and it’s lost
over dinner it’s lost
over the weekend it’s lost
and I turn to you, startled at last to meet eyes
‘to make eyes meet’ is the song that explodes
who knows how much of me sleeps, even I don’t.
__
NEPOTISM IS FOR CAREFUL FUCKHEADS
How the dark dull hit and I
couldn’t be caught in it, with a light I hit
my tail on the speed of the way out passing
this and that in a galactic swill of my mouth
wash the thing out is the process over which it passes
me my life my body my bed now rocking blanks
fireworks passing in the night over the
deleted porno hard-on replaced by the shadowy
memory of being
loved slow to remember until
the thing lights up the sky
when I turn my head the sun is just going
and the walk is a peaceful freeze
full of heart-shaped fungi
easy now to put it off that I couldn’t do unless I
didn’t know, later on the ideas had advanced
beyond this and that to which I turned my hand
and back again, here we are, in the cloister
choke-hold, St Augustine slips out the side
door to bury himself in the hoary bosom,
robes that pull away
speed is the opposite of the careful undressing
that poets do on their dead
heroes flesh crumbles in them
speed will melt you in the head, leave you little
time for theoretical pontification you suffused prick
your eyes and hands grow lazy, full of blood
leaves turgid by means of tiny threads
a hair’s breadth of water in this slippage between
the windows I’m falling fast into
a deeper safety, a comfort that holds me by the face
inserts its kiss like a match gone out
__
AQUATIC MAMMAL POEM
I can’t make it go any closer to the word
count searching for the ones that make light on the ceiling.
In a splendid arc that refutes all jealousy,
noise is painful. Between the thorns of myself I hide a
detective mystery teeming with dangerous
hearts I can’t get into, I too am
woman too. This all is a race between us.
That arm now slung like racism around Possession’s shoulder
who wears a raffle hat and storms absurdly
the land, yearning for emptiness to make good. Tongue
stapled to the roof of the window, heart
stomping about quietly, a route
you’ll take directly to stomach trouble.
Persuasions lie amid desperate darkness and stunted trees,
a bottomless ocean welling up through
stone, the clouded dreams that emotions dream, paddled about
by electricity, that you wake to love and
that comes to stare you down in the afternoon,
gives nothing back but a lessening echo of female voice.
My shoulders ache, trip into sublime moments but
fall out of them quickly, as the soul
flips about in me: egg back fish aquatic mammal its lid.
__
Marianne Morris is auteur van Iran Documents (2012, Trafficker Press), Commitment (2011, Critical Documents), Tutu Muse (2007, Fly by Night) and A New Book From Barque Press, Which They Will Probably Not Print (2006). In 2008 ontving ze de Harper-Wood Scholarship for Creative Writing. Ze werkt op dit moment te Cornwall, U.K., aan haar proefschrift over hedendaagse poëtica.
Bovenstaande gedichten werden gepubliceerd in de bundel Commitment (2011, Critical Documents).
ZEEZOOGDIERENGEDICHT
Ik kom hiermee niet dichter bij het woord
aantal op zoek naar een paar die het plafond verlichten.
In een schitterende boog die alle jaloezie ontkracht,
is lawaai pijnlijk. Tussen mijn doornen zelf verstop ik een
detectivemysterie wemelend van gevaarlijke
harten waar ik niet in kom, ook ik ben
ook vrouw. Alles hier is een soort race tussen ons.
Die arm nu als racisme om de schouder van Bezit geslingerd
die een goochelhoed op heeft en dwaas opstormt
aan land, hunkerend naar leegte om het goed te maken. Tong
aan het dak van het raam vastgekramd, hart
dat zachtjes rondstampt, een route
richting maagproblemen die je rechtstreeks nemen zult.
Overtuigingen liggen tussen radeloze duisternis en kreupelhout,
een bodemloze oceaan welt op uit
steen, de bewolkte dromen die emoties dromen, voortgepeddeld
door elektriciteit, waarvan je houdt je als je pas wakker bent en
maakt dat je uitflakkert in de namiddag, niets geeft ze
terug dan een wegstervende echo van de vrouwelijke stem.
Mijn schouders doen zeer, maken een trip naar sublieme momenten maar
vallen er al snel weer uit, terwijl de ziel
in mij door het lint gaat: ei zij vis zeezoogdieren lid.
ZEEZOOGDIERVERS
Nader kan ik ’t niet brengen dan het woord
tellen op zoek naar die licht maken aan het plafond.
In een riante boog die alle jalouzie weerspreekt,
is lawaai pijnlijk. Tussen eigen doornen verberg ik een
Speurdersmysterie wemelend van hachelijke
harten waar ik niet in kan, ook ik ben
vrouw ook. Dit alles is een wedren tussen ons.
Die arm nu racistisch geslagen om de schouder van Bezit
die een lootjespet draagt en absurd het land
bestormt, hunkerend naar leegte om goed te maken. Tong
geniet aan het dak vanaf het raam, hart
stampt stilletjes rond, een route
die je direct neemt naar maagproblemen.
Overredingen liggen tussen wanhopig duister en iele bomen,
een bodemloze oceaan die opzwelt tussen
steen, de bewolkte dromen die emoties dromen, rondgeroeid
door elektriciteit, die jij wekt voor liefde en
die je vervolgens komt neerstaren in de middag,
geeft niets terug dan een zwakker echoënde vrouwenstem.
Mijn schouders doen zeer, reizen sublieme momenten in maar
vallen daar snel weer uit, zoals de ziel
rondhobbelt in mij: ei terug vis zeezoogdier z’n lid
chips!! Twee typfouten te verbeteren: ‘speurdersmysterie’ (zonder hoofdletter) en ‘jaloezie’.
NEPOTISME IS VOOR OMZICHTIGE DOMKOPPEN
Toen het donkere sombere toesloeg maar het mij
niet kon vangen, en ik met wat licht mijn staart
beroerde op de weg naar buiten passeerde ik het al
en dat ik het er met een galactische mondspoeling
uit zou wassen is het procédé dat mij overkomt
mijn leven, mijn lichaam, mijn bed als kantelende
lege plekken, vuurwerk dat in de nacht verstrijkt
voor de verwijderde pornostijve, vervangen door
de lommerrijke herinnering
van langzaam geliefd te zijn
en dat herinneren tot het ding de hemel verlicht
als ik mijn hoofd draai gaat de zon juist
en mijn wandeling is een vredige verstilling
vol hartvormige schimmels
zo gemakkelijk uit te stellen, wat ik niet kon doen
tenzij ik het niet kon weten, later gingen de ideeën
er aan voorbij en dat ik mijn hand, mijzelf draaide
hier zijn we dan, in de kloosterklem, Sint Augustinus
sluipt de zijdeur uit om zichzelf te begraven
in de berijpte boezem
rokken die je optrekt
snelheid is het tegenovergestelde van het precies ontkleden
zoals dichters dat doen met hun dode helden
vlees dat in hen verkruimelt
snelheid zal je hoofd versmelten, laat je weinig
tijd voor theoretisch pontificeren jij verzadigde lul
jouw bloeddoorlopen ogen en handen worden lui
raken opgezwollen middels kleine draden
een haarbreedte van water in deze glijpartij tussen
de ramen ik val snel in een diepere bescherming
een gemak dat mijn gezicht vasthoudt
bedt een kus in als een wedstrijd die ten einde is.
KUNST REDT JE LEVEN
zoals het mijne zelfs vooraleer ik deed alsof de kleine dood
achter me aangaat als een weg van geel steen
baan mijn voeten
gedeukte slobbermoed. Veiligheid is weten dat wat je ophoudt
niet leeft en dus niet weg kan gaan. Alleen jij kunt gaan en je zult
je kronkel bekken als een losbandige minnaar en handen in zijn gezicht
gooien leeg van pen, het egahonger noemen
In tutu met daggloed.
Kom nu bij me terug
mijn lief zul je uiteindelijk zeggen, lang na het feit. Haar gezicht zal keren
en noch vrouw zijn, noch man, maar long hijgend onder oceaan,
de spier perfect gevormd onder huid wanneer je de deur open doet
een mechanisme waarvan de levensduur je koestert aan de borst,
een plaats van vuur dat onder je gaat, eerst golvend en
dan afzakkend in een boorpomp tussen canapés het kostuum
bevat het gekweel van jouw erkenningen en van allerdaagsheid
en van alles, alles dat kan worden gezegd van onze lijven
kan ook worden gezegd van de ziel die beweegt
dehydroepiandrosteron beweegt mijn bed
terwijl moderniteit weigert te overlijden en jij ver heen bent
erin rondspringt, leven snapt , waar het heengaat, met wie te praten,
de kleine jaren stoten met adem, vissen zwemmen in de long
en leven is nu met zijn dood in een botsend zijn
een subjectief meesterstuk
een monster met hoorns en slagtanden tost me
op de wind die instort in het huis.
Kunst pulseert in mij, meer dan een afwezig kind
meer dan het fonds voor babyhulp
meer dan elektriciteit. Apple+tab
pijlen tussen werelden als in ruimten waar ik het geduld niet voor heb
om door te lopen
en geen ‘nee’ heb voor het eten, het glijdt binnen
ik wil kleine woorden maken in alle vensters
niets voor te lang op dezelfde plaats, verhoede de diepte is aantrekkelijk
voor het monster, met glibbertong, e-gericht
schuilend tussen haakjes in ‘verzonden berichten’
wachtend op een tonggeklak.
Er is geen oppervlakverlangen, niet meer, nu gaat het zo diep
in mij dat ik kijk en het is weg
na het eten is het weg
na het weekend is het weg
en ik keer me tot jou, verrast eindelijk ogen te zien
‘de blikken laten kruisen’ is het lied dat explodeert
wie weet hoeveel van mij slaapt, zelfs ik niet.
(part of the translation / deel van de vertaling)
KUNST KAN JE LEVEN REDDEN
zoals bij mij het geval is zelfs voordat ik de kleine dood heb opgevoerd,
die als een weg met gele stenen achter me aangaat
mijn voeten baant
gedeukte opgelapte zenuwbanen. Veiligheid in weten dat wat je overeind houdt niet levend is en daardoor dus niet kan weggaan. Alleen jij kunt weg gaan en je zult gekke bekken trekken als een ongedisciplineerde minnaar en lege handen zonder een pen in zijn gooien, dit echtgenoot-honger noemen
in balletrokje van fluor.
Kom nu maar weer bij me terug
lieveling, zul je vermoedelijk zeggen, lang na het voorval. Haar gezicht zal veranderen, niet in een vrouw ook niet in een man, maar longen zwellen onder de oceaan, spieren volmaakt gevormd onder de huid wanneer je de deur opent
een mechanisme dat lang prettig aanvoelt aan de borst,
een vuurtje dat onder je doorgaat, eerst golvend en
dan langzaam overgaat in een boor tussen canapés, het pak
bevuild met het gekweel van jouw goedkeuringen en van gewone dingen
en van alles, alles dat over onze lichamen kan worden gezegd
en ook over de ziel die beweegt
dehydroepiandrosteron zet mijn bed in beweging
(de rest volgt misschien later – the rest might follow later)
PROEFVERTALING (deel)
Hannie Rouweler
toevoeging: ‘in its face’:
in zijn gezicht gooien
NEPOTISME IS IETS VOOR STIPTE KLOOTHOMMELS
Zoals duistere saaiheid insloeg en ik
er niet in te vatten was, met een licht sloeg ik
mijn staart op de snelheid van de uitweg voorbij aan
dit en dat in een galactische spoeling van mijn mond
was het ding uit is het proces waarin het voorbijgaat aan
mij mijn leven mijn lijf mijn bed dat nu lakens schudt
vuurwerk dat gaat in de nacht over de
gewiste porno fysiek vervangen door het schaduw-
geheugen van dat je
langzaam bemind wordt om te onthouden tot
het ding de lucht oplicht
als ik mijn hoofd omdraai gaat de zon net
en de omloop is een vredige bevriezing
vol van hartvormige zwammen
nu eenvoudig uitzetten dat zou ik niet kunnen tenzij ik
het niet wist, later waren de ideeën gevorderd
voorbij dit en dat waarvoor ik mijn hand omdraaide
en weer terug, daar zijn we dan, in de kruisgang
wurggreep, St Augustinus slipt weg via de zij-
deur om zich te begraven in de vergrijsde boezem,
rokken die vaart uit-
trekken is het omgekeerde van het zorgzaam ontkleden
dat dichters doen bij hun dode
helden-vlees vergaat in hen
snelheid zal in je hoofd smelten, je weinig tijd
laten voor theoretische pontificatie jij gekweld lid
je ogen en handen worden lui, vol met bloed
gezwollen blaren door vezeldraden
een haarbreed water in deze glee tussen
de ramen val ik met vaart in
een diepere borg, een gerief dat mij bij het gezicht houdt
zijn kus inbrengt als een lucifer die dooft
kleine verbetering: ‘die dooft’ moet zijn ‘die is gedoofd’.
a match gone out … Alleen een man (als ik) komt op zondag tot de conclusie dat-ie dat vertaalt met: een wedstrijd die ten einde is. Vo-lle-dig ernaast. Verder zit de vertaling van Ludy een stuk dichter op het origineel dan mijn goedbedoelde amateurversie.
Ach Mark, het zal wel aan de zondag hebben gelegen want ik (vrouw) dacht in eerste instantie ook aan wedstrijd.
KUNST ZAL JE LEVEN REDDEN
zoals bij mij het geval is zelfs voordat ik de kleine dood heb opgevoerd,
gaat achter mij aan als een weg met gele bakstenen
baant mijn voeten
gedeukte opgelapte zenuwen. Veiligheid te weten dat wat je overeind houdt niet levend is en daardoor dus niet kan weggaan. Alleen jij kunt weggaan en je zult gekke bekken trekken als een ongedisciplineerde minnaar en lege handen zonder een pen in zijn gezicht gooien, dit echtgenoot-honger noemen
in balletrokje van fluor.
Kom nu maar weer bij me terug
lieveling, zul je vermoedelijk lang na het incident zeggen. Haar gezicht zal veranderen, niet in een vrouw ook niet in een man, maar longen zwellen onderin de oceaan, spieren volmaakt gevormd onder de huid wanneer je de deur opent
een mechanisme dat lang prettig aanvoelt op de borst,
een haardvuurtje dat onder je doorgaat, eerst golvend en
dan langzaam overgaat in een drilboor tussen canapés, het pak
bevuild met het gekweel van jouw goedkeuringen en van gewone dingen
en van alles, alles wat over onze lichamen kan worden gezegd
kan ook over de ziel worden gezegd die beweegt
dehydroepiandrosteron beweegt mijn bed
omdat deze tijd weigert voorbij te gaan en jij mijlen van mij vandaan
erin springt, duidelijk over het leven, waar het naartoe gaat, met wie te praten,
de kleine jaren ademen door, vissen zwemmen in de longen
en nu is het leven met zijn dood een vernietigende tegenwoordigheid
een subjectief meesterwerk
een monster wiens hoorns en slagtanden met mij doen wat ze willen
in de wind die tekeer gaat in mijn woning.
Kunst pulseert in mij, meer dan een afwezig kind
meer dan het fonds om babies te helpen
meer dan elektriciteit. Apple+tab
pijlen tussen werelden omdat ik niet het geduld heb
door kamers te lopen
ruimten waar ik het geduld niet voor heb
om door te lopen
en geen ‘nee’ tegen eten kan zeggen, naar binnen giet
ik wil kleine woorden in alle vensters maken
niets te lang voor op één plaats, de diepte is aantrekkelijk
voor het monster, met gladde tong, e-mail gericht
die zich verschuilt tussen onverwachte aanvallen in ‘Verzonden Berichten’
wachtend op de zweepslag van de tong.
Er bestaat geen oppervlakte verlangen meer, nu gaat het zo diep
in mij dat ik zie dat het verdwenen is
na het avondeten is het verloren
na het weekend is het verloren
wie weet hoeveel van mij slaapt, zelfs ik weet het niet.
Oei, ik was enkele regels vergeten aan het eind.
Ik plaats hem opnieuw.
De vorige vertaling kan gerust verwijderd worden!
KUNST ZAL JE LEVEN REDDEN
zoals bij mij het geval is zelfs voordat ik de kleine dood heb opgevoerd,
gaat achter mij aan als een weg met gele bakstenen
baant mijn voeten
gedeukte opgelapte zenuwen. Veiligheid te weten dat wat je overeind houdt niet levend is en daardoor dus niet kan weggaan. Alleen jij kunt weggaan en je zult gekke bekken trekken als een ongedisciplineerde minnaar en lege handen zonder een pen in zijn gezicht gooien, dit echtgenoot-honger noemen
in balletrokje van fluor.
Kom nu maar weer bij me terug
lieveling, zul je vermoedelijk lang na het incident zeggen. Haar gezicht zal veranderen, niet in een vrouw ook niet in een man, maar longen zwellen onderin de oceaan, spieren volmaakt gevormd onder de huid wanneer je de deur opent
een mechanisme dat lang prettig aanvoelt op de borst,
een haardvuurtje dat onder je doorgaat, eerst golvend en
dan langzaam overgaat in een drilboor tussen canapés, het pak
bevuild met het gekweel van jouw goedkeuringen en van gewone dingen
en van alles, alles wat over onze lichamen kan worden gezegd
kan ook over de ziel worden gezegd die beweegt
dehydroepiandrosteron beweegt mijn bed
omdat deze tijd weigert voorbij te gaan en jij mijlen van mij vandaan
erin springt, duidelijk over het leven, waar het naartoe gaat, met wie te praten,
de kleine jaren ademen door, vissen zwemmen in de longen
en nu is het leven met zijn dood een vernietigende tegenwoordigheid
een subjectief meesterwerk
een monster wiens hoorns en slagtanden met mij doen wat ze willen
in de wind die tekeer gaat in mijn woning.
Kunst pulseert in mij, meer dan een afwezig kind
meer dan het fonds om babies te helpen
meer dan elektriciteit. Apple+tab
pijlen tussen werelden omdat ik niet het geduld heb
door kamers te lopen
ruimten waar ik het geduld niet voor heb
om door te lopen
en geen ‘nee’ tegen eten kan zeggen, naar binnen giet
ik wil kleine woorden in alle vensters maken
niets te lang voor op één plaats, de diepte is aantrekkelijk
voor het monster, met gladde tong, e-mail gericht
die zich verschuilt tussen onverwachte aanvallen in ‘Verzonden Berichten’
wachtend op de zweepslag van de tong.
Er bestaat geen oppervlakte verlangen meer, nu gaat het zo diep
in mij dat ik zie dat het verdwenen is
na het avondeten is het verloren
na het weekend is het verloren
en ik richt mij tot jou, verbijsterd uiteindelijk om ogen te ontmoeten
‘to make eyes meet’ is het lied dat explodeert
wie weet hoeveel van mij slaapt, zelfs ik weet het niet.
KUNST ZAL JE LEVEN REDDEN
net als dat van mij zelfs voor ik de kleine dood deed
gaat me achterna als een weg met gele klinkers
baan mijn voeten
gebutste open zenuw. De zekerheid dat wat je op de been houdt
niet leeft, en dus niet weg kan gaan. Alleen jij kunt dat, en je zult het doen ook
met die grote bek van je over je grillen als losbandige geliefde die je in het gezicht wrijft
met handen zonder pen, manverlangend noem je het
in fluoriserende tutu.
Nu bij me terugkomen
lief van me zul je dan eindelijk zeggen, lang na de bewuste daad. Haar gezicht zal wegdraaien
en vrouw noch man zijn, maar long die in de diepzee zwelt
de spier onderhuids volmaakt van vorm wanneer je de deur open doet
een mechanisme met een levensduur die je de borst geeft,
een vuurhaard die onder je beweegt, eerst in rimpels en
daarna trager in een waterpomp tussen canapés in het pak
zit het gekweel van onze bekentenissen en van alledaagsheid
en van alles, alles wat je kunt zeggen van onze lichamen
kun je evengoed zeggen van de ziel die schudt
van dehydroepiandrosterone schudt mijn bed op
nu moderniteit niet voorbij wil gaan en jij mijlenver weg bent
erin rondspringt, duidelijkheid over je leven, waar het heen moet, met wie te praten,
de kinderjaren golven vol leven, vissen zwemmen de long in
en nu is het leven en zijn dood een verpletterende aanwezigheid
een allerindividueelst meesterwerk
een monster op wiens hoorns en slagtanden ik de lucht in zeil
mee met de wind die op het huis te pletter slaat.
In mij tikt kunst, meer dan een afwezig kind
meer dan het fonds voor babyhulp
meer dan elektriciteit. Appel + tabtoets
snel heen en weer tussen werelden als kamers waarin ik het geduld niet heb
om er doorheen te lopen
en geen “nee” kan zeggen tegen het eten, binnen glijdt het
Ik wil op alle ramen woorden maken
niet te lang op één plek met iets bezig zijn, voor het geval de diepte lonkt
naar het monster, de tong glibberig, actief online
dat wegduikt tussen gedachtestreepjes in de map ‘Verzonden berichten’
in afwachting van een striemende preek.
Er is geen oppervlakteverlangen, meer, het gaat zo diep nu
bij me naar binnen dat het al kwijt is als ik kijk
kwijt tijdens het diner
kwijt tijdens het weekend
en ik keer me naar je om, schrik als ogen elkaar eindelijk vinden
‘ogen elkaar laten vinden’ heet het lied dat uiteenspat
wie weet hoe veel van mij slaapt, zelfs ik niet.
NEPOTISME IS VOOR OMZICHTIGE ZULTKOPPEN
Hoe een donkere dofheid insloeg en ik
er niet door gevangen kon worden, met een licht sloeg ik
mijn achterkant op de snelheid van de weg naar buiten voorbij
dit en dat met een galactische teug van mijn mond
water het ding uitspoelen is het proces waarover het voorbij trekt
mij mijn leven mijn lichaam mijn bed nu schokkende losse flodders
vuurwerk trekt in de nacht voorbij over de
gewiste pornostijve vervangen door de vage
herinnering aan
traag bemind worden om aan te denken tot
het ding de hemel verlicht
als ik mijn hoofd omdraai verdwijnt de zon net
en de wandeling is een vredige bevriezing
vol hartvormige zwammen
makkelijk nu het uit te stellen dat ik het niet kon tenzij ik
het niet wist, later waren de ideeën gevorderd
tot voorbij dit en dat waar ik mijn hand naar zette
en weer terug, hier zijn we, in de klooster-
worggreep, Sint Augustinus glipt door de zij-
deur weg om zich te begraven in de grijze boezem,
gewaden die
snelheid wegrukken is het tegenovergestelde van het zorgvuldig ontkleden
dat dichters doen met hun doden
heldenvlees verkruimelt in hen
snelheid laat het smelten in je hoofd, laat je weinig
tijd over voor theoretisch georakel, jij overgoten pik
je ogen en handen worden lui, vol bloed
bladeren gezwollen door kleine draden
een haarbreedte water in het slippen tussen
de ramen ik val snel in
een diepere veiligheid, een troost die mijn gezicht omvat
een kus naar binnen schuift als een uitgedoofde lucifer
[…] aflewering geplaas was, en dus reeds deur verskeie deelnemers vertaal is, is die jong Britse digter Marianne Morris wat einde Maart aan Perdu se program ‘De scheppende kracht van het vertalen‘ deelgeneem […]