Een ongeschoren kop, sliertig haar, het vermoeden van shag en goedkope wijn.
De celebratie die Leonard Nolens onlangs in de Bourlaschouwburg te beurt viel, is enkele auteurs van Alphavillle -met name Dirk van Bastelaere, Rutger H. Cornets de Groot en Arnoud van Adrichem – duidelijk in het verkeerde keelgat geschoten. Overal zien ze ‘de romantiek van de getourmenteerde dichter-rebel‘ als onkruid weer opschieten.
Over Nolens:
“Ecce homo: Leonard Nolens. Een met handen en voeten vastgespijkerde humanist, die graag zichzelf citeert (‘”ritme red me” heb ik eens geschreven’), en die dus wel met stomheid geslagen móet zijn als hij zijn dichterschap – dat wil zeggen zijn soliloquïsme, zijn vent-uit-één-stuk die het resultaat is van de ‘eliminatie van andere mogelijkheden’, zoals hij toegeeft – moet prijsgeven voor een creatieve differentiatie in een hele reeks Nolensen: een schrijvende, een sprekende, een publieke, een ijdele, enzovoorts.”
Over Nico Dijkshoorn:
“Door deze nar als dichter op te voeren slaat het programma twee vliegen in één klap: de poëzie is ingelijfd (naar het publiek: ‘wij doen aan literatuur’) én geneutraliseerd (naar de sponsor: ‘wij draaien het de nek om’).”
Over Jean Pierre Rawie (die zich zelfs kleedt als een negentiende-eeuwer):
“Dichters als Jean Pierre Rawie weten dit in essentie kleinburgerlijk verlangen [de romantiek van de getourmenteerde dichter-rebel] feilloos te bespelen en commercieel uit te buiten. “
Om te besluiten met Jos Joostens‘ bundel Onttachtiging. Essays over eigentijdse poëzie en poëziekritiek (2003):
“Tegelijkertijd constateert Joosten een hieraan tegenovergesteld verschijnsel dat hij ‘onttachtiging’ noemt: ‘de tendens dat dichters zich onttrekken aan de inmiddels traditionele wetmatigheid van de literaire revolutie van jong tegen oud, van een routinematig proces van beweging na beweging, ter uiteindelijke bevestiging van de dichter als bijzondere species van de menselijke soort.’
Te lezen op Alphavillle. (Illustratie: De Gelauwerde dichter, een cartoonreeks van JJ Pollet)
Tsja, hoe durven ze… Hoe durven ze theatraal te doen, niet alleen in woorden, maar ook in daden, hoe durven ze tegelijk zo zonder opsmuk te zijn dat onze bewondering van ze afglijdt, hoe durven ze zich te gedragen alsof ze bij de klasse horen waar ze schijnbaar bijhoren, en wij, hun critici, ook.
Wat mij zo tegenstaat aan deze vorm van kritiseren is het bepalend maken van de eigen norm of poëtica, zoiets als ‘wij van Alphaville zijn genadeloos onderzoekend en tonen ons zoals we zijn, dus zult gij allen ook’ etc.
Interessanter zou ik vinden een debat binnen de context van de auteur, dus: waarom maakt Nolens de keuzes die hij maakt, wanneer werken ze en wanneer niet. Dat maakt dat de verschillende smaken poëzie (en als het moet gedrag) binnen hetzelfde debat bekeken en gewaardeerd kunnen worden.
Even voor de goede orde: het gaat niet zozeer om de besproken dichters – ik gun Leonard Nolens zijn celebraties –, maar om de mediarepresentatie van het verschijnsel ‘dichter’ die vooral gericht blijkt te zijn op het bestendigen van bestofte schema’s en romantische clichés uit pakweg de negentiende eeuw. Het gaat, anders gezegd, over het al te gelimiteerde publieke imago van de dichter in de mainstreammedia: hij/zij wordt, al dan niet kicking and screaming, al te vaak in de positie van archetypische nar gemanoeuvreerd.
En wat dan met Nasr, Komrij, Chabot, Zwagerman, dichters die over de meest uiteenlopende maatschappelijke zaken worden bevraagd?
Er staat dan ook ‘vooral’ en niet ‘uitsluitend’. Natuurlijk kun je tegenvoorbeelden opnoemen, maar het gaat om de tendens. Overigens past Bart Chabot, die bijvoorbeeld bij Pauw & Witteman partijcongressen mag verslaan, uitstekend in het beeld dat wij hebben proberen te schetsen. Als ‘excentrieke kunstenaar’ zegt hij vanuit de prototypische buitenpositie dingen die de beide journalisten hooguit denken.
Ik ben het, gezien genoemde voorbeelden, niet met je eens dat er een dominant cliché-beeld bestaat. Bovendien: waar zou je Chabot anders voor moeten vragen? Kies je als kunstenaar niet bewust voor de buitenpositie?
De dichter als hofnar. Oké. Dan hadden jullie Nolens beter met een zotskap in plaats van een Herman de Coninckskroon gekroond.
@ Marein Baas. Let’s agree to disagree.
@ Jan Pollet. De thumbnail voor de post is een uitsnede uit het affiche van de Herman De Coninckprijs, waar de vormgever van dienst hem een rood kroontje op het hoofd geplakt heeft.
Arnoud, ik ben erg voor het concept agreeing to disagree, maar ik vind jullie stuk een voorbeeld van op je eigen eten pissen, iets dat in ons wereldje te veel voorkomt in mijn ogen. Misschien kunnen we er in mijn beoogde essayketting wat mee doen.