Vertaallab 5 Oana Avasilichioaei – Mirrored & Blindfolded
Vertaallab is een serie op Ooteoote die dichters uit andere taalgebieden aan de lezer voorstelt. Elke aflevering een spiksplinternieuw gedicht. Dat u mag vertalen, als u wilt. Graag zelfs, wat ons betreft. Post uw vertaling van één van de twee of beide onderstaande gedichten als reactie op dit bericht.
Opmerkingen van de dichter Oana Avasilichioaei voor de eventuele vertaler: “‘Mirrored’ and ‘Blindfolded’ come from a new body of work (currently in process). Plucked and composed out of the field of my own translations of Paul Celan’s early Romanian poems, they border and traverse the porous body of his languages.”
Oana Avasilichioaei maakte speciaal voor Ooteoote ook twee composities op basis van de gedichten.
Veel lees- en luisterplezier!
__
MIRRORED
In the glass house who can tell what is mirror or
window or simply the sash of night?
How it mounts and rambles?
Barefoot with enormous steps
Stairs fall asleep from opiates drunk in a glass
Shadows lag in the sky, turn mad circles, fear the transparency
Will windows clamour what they know?
Do we love one another, or not?
The house is its own enemy
Mirages, splinters glass
Which comrades all forms except the hourglass
Pointing south the house has geography but lacks time
Garden in the midst of a room
Room in the midst of a garden
Acacia dishevelled into sudden fanfare
Plumes plummet
Scrambling up a tree flight begins
No one knows how to billow
A smaller bird gravitates
Your dreaming tongue, exterior wall, blooms too soon
__
BLINDFOLDED
Night draws bruised bags under the eyes
Open the windows
From the forest submissive look at the world
Wait for a voiced leaf
Will ash rekindle?
From nakedness perhaps or from a laurel
In the temple an arm twists
Into a shadow gardened by a late twilight
Will the shoulders grow arms?
Wind burst?
Our dispute enflames the hall
Hear the scurry in the vacant room?
Window’s curtains, hair?
Displaced bell rattles the night
Yet we’ll slowly
Hooded burning gaze
Let it rinse the eyes, so we’ll think we’re pacing together
From the tropics, people dream of flight in their sleep
No eyes, yet the shoulders luminous stand the expanse
Can you scent a forest of maples?
__
Oana Avasilichioaei (1977, Târgoviște, Romenië) groeide op in Canada. Haar poëtische werk zet zich uiteen met geografie en publieke ruimte (feria: a poempark, 2008), textuele architectuur, spreektaal en meertaligheid (We, Beasts, 2012), vertaling en co-auteurschap (Expeditions of a Chimæra, i.s.m. Erín Moure, 2009). Ze vertaalde de poëzie van Nichita Stănescu (Occupational Sickness, 2006) uit het Roemeens en van Louise Cotnoir (The Islands, 2011) uit het Québecs Frans.
Andere recente projecten zijn ‘The Mapping Issue’ (i.s.m. Kathleen Brown voor Dandelion Magazine) en notities over canadese experimentele poëzie voor Jacket2. Zij is te beluisteren op Pennsound.
Oana Avasilichioaei woont in Montréal, Canada.
GESPIEGELD
Wie weet in het huis van glas wat spiegel is of
venster of alleen de grens van nacht?
Hoe het klimt en verspringt?
Blootvoets met gigantenstap
Trap valt in slaap van opiatendronk in een glas
Schaduw hangt in de lucht, cirkelt zich gek, vreest de doorzichtigheid
Gaan vensters schreeuwen wat ze zien?
Houden wij van elkaar, of niet?
Het huis is vijand van zichzelf
Illussies, splinters glas
Dat elke vorm versterkt maar de zandloper niet
Naar het zuiden gericht heeft het huis geografie maar mist tijd
Tuin midden in een ruimte
Ruimte midden in een tuin
Acacia haveloos over plotse fanfare
Pluimen geplompt
Geklauter in een boom als vlucht begint
Niemand weet hoe te golven
Een kleinere hen valt neer
Je dromende tong, buitenmuur, bloeit te vroeg
Eerste probeersel en ik zie al wat ‘fouten’/verbeterpunten.
GESPIEGELD
Wie weet in het huis van glas wat spiegel is of
venster of alleen de grens van nacht?
Hoe het klimt en verspringt?
Blootvoets met gigantenstap
Trap valt in slaap van opiatendronk in een glas
Schaduw hangt in de lucht, cirkelt zich gek, vreest de doorzichtigheid
Gaan vensters schreeuwen wat ze zien?
Houden wij van elkaar, of niet?
Het huis is vijand van zichzelf
Illusies, splinters glas
Dat elke vorm versterkt maar de zandloper niet
Naar het zuiden gericht heeft het huis geografie maar mist tijd
Tuin midden in een ruimte
Ruimte midden in een tuin
Acacia haveloos over plotse fanfare
Pluimen geplompt
Geklauter in een boom als vlucht begint
Niemand weet hoe te golven
Een kleinere hen draait om
Je dromende tong, buitenmuur, bloeit te vroeg
GEBLINDDOEKT
Nacht brandt brakke wallen onder de ogen
Open de ramen
Van het bos kijk ondergaand naar wat er is
Wacht op gestemd blad
Wakkert as aan?
Van naaktheid wellicht of van laurier
In de tempel draait een arm
De schaduw in waar schemering tuiniert
Gaan de schouders armen telen?
Windhoos?
Ons geschil vlamt door de hal
Hoor je het draven in de vrije kamer?
Vensters vitrage, haar?
Verzet alarm ratelt de nacht
Maar we zullen traag
Gekapt brandend staren
Maken zo de ogen schoon, zodat we gaan denken gelijk te lopen
Door de tropen dromen mensen van vluchten in hun slaap
Geen ogen, maar de schouders doorstaan de strekking licht
Kun je een ahoornbos wel ruiken?
GESPIEGELD
Wie kan in het glazen huis zeggen wat weerkaatsing is en wat
weergave of simpelweg kader van de nacht?
Hoe het rijst en struint?
Blootsvoets met enorme tred
Trappen vallen in slaap door opiaten getankt uit een glas
Schaduwen stagneren in de lucht, draaien maffe cirkels, vrezen de transparantie
Zullen ramen wat ze weten roepen?
Houden we van elkaar, of niet?
Het huis is vijand van zichzelf
Nevelbeelden, splinters glas
Dat alle vormen omhelst behalve de zandloper
Zuiders heeft het huis plaats maar geen tijd
Tuin te midden van een ruimte
Ruimte te midden van een tuin
Acacia verwaarloosd tot plotse fanfare
Pluimen ploffen
Klauterend op een boom begint de vlucht
Niemand weet hoe de vleugels te zwellen
Een kleine vogel ploft neer
Jouw dromende tongval, buitenmuur, bloeit te vroeg
GEBLINDDOEKT
Nacht tekent gehavende wallen onder de ogen
Open de ramen
Van het woud kijk onderdanig naar de wereld
Wacht op een aangeblazen blad
Wordt as aangewakkerd?
Uit naaktheid misschien of uit lauwering
In de tempel een arm kronkelt
Tot een schaduw door een late schemering aangelegd
Zullen de schouders armen worden?
Windhoos?
Ons geschil hitst de hal op
Hoor de draf in de lege ruimte?
Vensters schermen, haar?
Verdrongen bel ratelt de nacht
Nochtans zullen we traag
Gemutst brandend staren
Laat het de ogen spoelen, zodat we denken samen terug te komen
Van de tropen, mensen dromen van vlucht in hun slaap
Geen ogen, maar de schouders dragen stralend het uitspansel
Kun je een esdoornwoud ruiken?