Gepubliceerd op: vrijdag 27 januari 2012

Spookletters – Yra van Dijk

 

Gedichten op het scherm hebben veel wat papieren gedichten niet hebben: beweging, beeld, geluid en interactiviteit. Yra van Dijk (universitair docent Moderne Nederlandse Letterkunde aan de UvA) verkent deze nieuwe ‘digitale poëzie’. Deze column verscheen eerder in poëzietijdschrift Awater.

‘Het dierbare lichaam-zijn’ van het gedicht, noemde Nijhoff het uiterlijk van zijn gedichten. Hoe de woorden op de pagina stonden was net zo belangrijk als wat er stond: het ging hem om de haast tastbare aanwezigheid van de letters.
Een avant-gardist als Van Ostaijen besteedde nog veel meer aandacht aan typografie en het uiterlijk van de letters zelf, en zo kan je teruggaan tot de negentiende eeuw. Of zelfs nog verder tot Joodse mystici, voor wie God zelf schuilgaat in de letters van het alfabet. Die heilige lading van de letters zelf lijkt te verdwijnen als je taal digitaliseert, en ook de tastbaarheid die de handgesneden en gedrukte letters van Bezette stad nog hadden is ver te zoeken op het scherm. Dat is een van de grootste verschillen tussen digitaal schrijven en gewoon schrijven: de directe verbinding tussen hand en schrift is verdwenen.
Vooral poëzie die helemaal niet meer gedrukt wordt, die bedoeld is om direct van het scherm te lezen, heeft te maken met deze efemere staat van de letters. De letters worden immers niet meer door de dichtershand, maar door de computercode voortgebracht.
Woorden zweven daadwerkelijk door de lucht in een digitaal werk van Noah Wardrip-Fruin. In dit werk, ‘Screen’, stapt de lezer in een cave, een ruimte waarin je geheel omringd bent door computerschermen. Door het 3D effect lijken de woorden los te komen van de muur en door de lucht te zweven: de lezer kan ze met een stokje wegtikken.
Spookachtiger zijn letters nooit eerder geweest. Tegelijk is de lezer er nooit eerder zo lichamelijk mee in aanraking gekomen. Niet alleen de ogen, maar het hele lichaam werkt mee in ‘Screen’. Diezelfde paradox zie je in de installatie ‘Text Rain’: staand voor een scherm kan publiek vallende letters vormgeven met het eigen lichaam.
Dit is nauwelijks meer een leeservaring, toch is het ook poëzie. Aaibare poëzie. Het is alsof deze dichters de zweverigheid van de letters op het scherm willen compenseren met een toegenomen fysiek contact met de taal. Juist nu er een hele laag van software en hardware, van technologie, tussen lezer en tekst is gekomen, wordt het lichaam weer belangrijk: dat moet klikken, schermen aanraken of, zoals bij smartphones zelfs strelen, om te kunnen lezen.
En ook het lijf van de dichter doet weer mee. Zo maakte Tonnus Oosterhoff een gedicht waarin een handgeschreven tekst verschijnt in het tergend realistische tempo van het schrift. Dit gedicht, ‘Toch doen’, speelt met de spookachtige aanwezigheid van een schrijvende dichtershand die de woorden op het scherm laat verschijnen.
Heel letterlijk nam vormgever Jan Pieter van Laar het ‘lichaam-zijn’ van het gedicht in de prachtige animatie, ‘Smeekbede’, die hij maakte met een gedicht van Mustafa Stitou. Zorgvuldig uit papier geknipte woorden buigen hun lichamen als in gebed, terwijl we Stitou horen die het gedicht voordraagt. De islam meets Nijhoff in dit werk, waar de heiligheid van de letters van de koran aan de orde is. Het tastbare van het papier, het lijf van de letter, het lichamelijke van het gebed en de stem van de dichter komen allemaal samen in de zintuigen van de lezer. Via de machine.

‘Text Rain’: http://camilleutterback.com/projects/text-rain/
‘Screen’: http://www.noahwf.com/screen/index.html
‘Toch doen’: www.tonnusoosterhoff.nl.
‘Smeekbede’: http://www.digidicht.nl/project.page?id=smeekbede

Meer over letters bij Stitou en Oosterhoff: Yra van Dijk, ‘A Performance of Reality. Handwriting and paper in Digital Literature’. Journal of Dutch Literature (2012): http://journalofdutchliterature.org/

Over de auteur

- Tijdschrift van De poëzieclub