Gepubliceerd op: dinsdag 3 januari 2012

Nachtploeg

Beeld: Gruweletser Daniël Labruyère

Eens was ze veraf

De speelvreugde is tot speeldrift geworden, de speeldrift tot speeldwang. Eens zag ik Blondie van veraf: strak en star. Zoals de evenaar. Toen kwam het pathos der innigheid. Je bent bezig een pompondanseres te worden. Ik snap dat het nu pijn doet. Particulariteit is moeilijk vol te houden. Als we kapot gaan vallen er gaten.  In geval van euforie barsten we open. We zijn nooit alleen. De eenzamen schuifelen over een tapijt van lijken. De onafhankelijken slapen tussen gebroken glas. Politieke symbolismen, politiek uit de dauw geteeld. Normaal zou ik nu voor de tv zitten. Speel het cool. Jij gaat met mij mee. Blondie: ‘elke notie, elk begrip stond als een ster aan het firmament.’ Eens was ze veraf, strak en star. Zoals de evenaar. Als een matroos de evenaar voor het eerst oversteekt wordt zijn ondergoed in brand gestoken en in vuur en vlam aan de donkere golven gegeven. Ruggelings in een bad zeeblauwe inkt. Ben ik een lekker ding? Qua zelfvertrouwen voel ik me top (toeroep der beenderen, tochtige knekelgalerijen). Blondie: ‘wat is de grootste ziekte van de geschiedenis? Want laten we eerlijk zijn, er ís hoe dan ook een ziekte waarin wij wenen.’ ‘Ik wil dat jij je weer vrij voelt.’ ‘Leuke smoes.’

Over de auteur

- Maarten van der Graaff is dichter. Hij debuteerde in het tijdschrift nY en publiceerde vervolgens gedichten in De Revisor, De Brakke Hond en Kluger Hans en een essay in Deus Ex Machina. Zijn debuutbundel is in voorbereiding. Verder treedt hij regelmatig op en blogt hij op: maartenvandergraaff.blospot.com.

Displaying 30 Comments
Have Your Say
  1. willem thies zegt:

    Het is een dunne lijn die je bewandelt, Maarten. Zoals: is dit een gedicht of een notitie, een aantekening? Ik denk het laatste. Magnifieke regels naast popi-jopiregels (de turbotaal, het snelle taaltje van de onbekommerde hedonistische meritocratische jeugd): ‘Speel het cool.’ ‘Ben ik een lekker ding?’ ‘Qua zelfvertrouwen voel ik me top’. Een spel met cliches, ongetwijfeld, ironisch gebruik van cliches, ongetwijfeld, maar niettemin gebruik je de (tenenkrommende) cliches kankerhard. Ze staan er schaamteloos ontsierend. Een (maatschappijkritisch?) statement moet hun inzet rechtvaardigen. Een vredesduif op een regenboog op een verder subliem schilderij – maakt het schilderij voor mij toch een mislukking. Jouw kracht schuilt juist in het disparate, het verbinden van het concrete met het zeer abstracte, dat spanningsveld. Dat levert krachtige regels op, die aankomen en je bijblijven. Blijf ver van het cliche, ook al wil je het ‘aanwenden’ voor een ‘diepere laag’ — je plakt plastic op je schilderij. Knipoog of niet, plastic blijft plastic.

  2. maarten vd graaff zegt:

    Bedankt voor je reactie willem. Ik begrijp je plastic is plastic argument, maar niet helemaal. Voor mij zeggen de regels in dit gedicht over het vallen van gaten of het openbarsten iets over de onmogelijkheid van het peizende subject of zelfs het profetisch subject. Of die ‘Ik’ het wil of niet, de wereld waarin hij bestaat dringt zijn taal binnen bij het geringste kuchje, en die wereld is naast een boel andere en kwalijker zaken ook banaal (en exhibitionistish). Wat jij plastic noemt zijn voor mij die gaten.

  3. Jack Spicer heeft het ergens over banaliteiten die als een soort klok zijn poëtische gedachtenstroom onderbreken en markeren. Het is ook ritme en reliëf; ik hou daar wel van, als het met oor wordt ingezet en textuurgevoel, meer dan van gedichten vol opgepoetste regels die allemaal ongeveer hetzelfde zeggen (namelijk, “ik schaaf zorgvuldig aan mijn regels”).

    Trouwens, er is natuurlijk ook een groot verschil tussen “Wat is dat een lekker ding!” (wat de ultieme slapte zou zijn) en “Ben ik een lekker ding?” (minder gebruikelijk, zit ook iets tragisch in)

  4. willem thies zegt:

    @ Samuel: je probeert mij woorden in de mond te leggen die ik niet heb uitgesproken, probeert de discussie te verleggen. Een retorisch listigheidje, maar het gaat niet werken, Samuel.

    Waar heb ik het over gepolijst versus ruw/rauw, waar over opgepoetst versus ‘onaf’, waar over glad versus ongeschaafd?

    Precies, nergens.

    Ik heb het over het incorporeren van – tenenkrommend lelijke – clichés (wat bijna een pleonasme is), gemeenplaatsen, ‘slang’, holle kreten en (bijvoorbeeld) reclameslogans of modewoordjes, stopwoorden en -uitdrukkinkjes in gedichten; volgens mij is dat inmiddels sowieso inmiddels een slap kunstje, een trucje, een maniertje. (Een ‘postmodern’ kunstje, wellicht zelfs, al kun je dat beladen woord wat mij betreft buiten beschouwing laten.)

    Ik zeg nu juist dat ik vind dat de kracht van Maarten van der Graaf, van zijn poëzie, mijns inziens schuilt in het verbinden van het zeer concrete met het zeer abstracte. Inderdaad een regel (inderdaad, want aangehaald/opgemerkt door Jan Pollet) als ‘De onafhankelijken slapen tussen gebroken glas’. Of: ‘toeroep der beenderen’. Enzovoort (zou ik moeiteloos kunnen aanvullen met regels uit andere gedichten, dit vind ik niet een van zijn betere).

    ‘Speel het cool’ is de letterlijke omzetting van ‘play it cool’, een soort marketing/branding/imagejargon, modejargon, en een cliché van jewelste. Net als: ‘Qua zelfvertrouwen voel ik me top.’ Zéér hedendaags taalgebruik, ‘dat dan weer wel’ (kijk, ik schud ze ook uit mijn mouw). ‘Qua zelfvertrouwen voel ik me top.’ QUA zelfvertrouwen voel ik me TOP. Het lijkt wel een PARODIE op… of het is een ‘citaat’, een INTERTEXTUELE referentie , aan LAGE cultuur, ingebed in ‘hoge cultuur’, bladiebla. Qua zelfvertrouwen voel ik me top. Welke in bloedvorm verkerende profvoetballer-op-het-hoogste-niveau heeft dat recentelijk gezegd? Of beter: welke in bloedvorm verkerende profvoetballer-op-het-hoogste-niveau heeft dat recentelijk NIET gezegd? Het is een gruwelijk cliché (intentioneel gebruikt, of niet, dat doet er niet toe), het doet pijn aan oor en oog. Daar helpt geen lieve moeder aan. Daar helpt geen Jack Spicer aan – dat gescherm met name (de Grote Voorgangers en Roergangers) heb je sowieso gemeen met Arnoud van Adrichem. Het ‘autoriteits(non)argument’. Jack Spicer speelt op zijn fluit, en jij wandelt er als een rat achteraan.

    Dát was mijn inzet (gebruik van clichés, citaten, kreten, slogans, hippe maar pijnlijk lelijke modewoordjes) – niet rauw/ruw versus gepolijst/geschaafd.

    Maar dat weet jij ook wel.

    Dan kan ik met dat antwoord van Maarten meer. Waarvoor mijn dank. Ik zeg juist dat ik kracht en een spanningsveld – kort gezegd: spankracht – in zijn poëzie zie, maar ook af en toe ‘een gevalletje jammer’ (en dit laatste is een ‘spitsvondig’ grapje – ‘een gevalletje jammer’ is nu echt zo’n uitspraak die jij omwille van ritme en reliëf en textuurgevoel – ‘ik hou daar wel van’ – zomaar in een gedicht zou incorporeren. Dat vind jij waarschijnlijk ‘lekker maf’, ‘spannend’. Nu, je gaat je gang maar, maar voor mij verpest en verziekt dit soort hippe slogans en modieuze uitdrukkinkjes en gemeenplaatsen het gedicht… grondig).

  5. Het onderbreken van die poëtische gedachtestroom (Spicer) spreekt mij aan. Juist omdat die poëtische gedachtestroom niet geheel te vertrouwen is. Verder lukt het niet de wereld buiten de deur te houden (dat de slogans, citaten en gemeenplaatsen daaruit ‘lelijk’ zijn lijkt me evident, het gaat in dit geval dan ook om het contrast). Dat is voor mij geen geintje, geen kwestie van hippigheid, het is een soms zelfs tot wanhoop stemmend fenomeen. Zo leven we immers ook, dat zou ik poëzie óok willen verdisconteren.

    De regel ‘Particulariteit is moeilijk vol te houden’, is hier een soort aankondiging van. Wat in dit geval de intieme scene tussen twee geliefden binnendringt zijn zinnen uit een aflevering van MTV Made. Uit die banale zinnen spreekt voor mij soms een enorme wereld van verlangen en idd ook tragiek. De afsluitende woorden zijn daar een goed voorbeeld van. Een jongen zegt tegen een meisje: ‘Ik wil dat jij je weer vrij voelt’, een ultiem altruïsme, zou je kunnen zeggen, maar het meisje vertrouwt dit niet. Ze wijst het tedere van deze opmerking en het bemoedigende van de hand, ze wantrouwt de intenties van de jongen. Ze verdenkt hem van een andere agenda en zegt: ‘Leuke smoes’.

    Dit soort regels zijn voor mij geen modieuze uitdrukkinkjes. Ook een imperatief als ‘Speel het cool’ is als je even nadenkt bijzonder creepy in al zijn implicaties. Wie het altijd cool speelt zou bijvoorbeeld bij alles wat hij of zij ziet kunnen zeggen: ‘leuke smoes’.

  6. @Willem Thies: Dank voor je reacties. Zou ik je mogen vragen om in het vervolg daarin de persoonlijke kwalificaties en vooronderstellingen over gesprekspartner Vriezen achterwege te laten (in dit geval verwijs ik in het bijzonder naar de rattenvanger-metafoor)? Ze zijn niet nodig en creëren een ongewenste sfeer (zie ook het moderatiebeleid, te vinden in het vakje ‘reageren’, links op deze site).

  7. willem thies zegt:

    Het lijkt de kunstacademie midden jaren ’90 wel. Soms zijn de filosofie en het ‘concept’, de hele achtergrond, handleiding en intentie erbij interessanter en aansprekender dan het kunstwerk zelf. Je kunt het zo gek niet bedenken of zo gewoon of zo lelijk – een wastafel met daarin wat brak water en scheerschuim met baardstoppels, met wat lege roestige colablikjes en sigarenstompjes erin – en er zit een heel verhaal achter. Een interessant verhaal nog wel. Het blijft een wasbak gevuld met rotzooi.

    MTV-realitysoap ís niet tragisch. Het is treurnis. Wie dat aanziet voor het ware leven of tragiek of peilloze afgronden of de essentie, begaat m.i. een denkfout.

    Maar nogmaals: ONDANKS de gedachtegang/filosofie erachter bevat het gedicht een paar krachtige regels. Ik vind dit gedicht enkel minder overtuigend dan vele andere van jouw hand.

  8. De manier waarop je conceptuele kunst benaderd vind ik vreemd. Het concept (ook als proces) vormt vaak een belangrijk onderdeel van het werk.

    MTV Made is natuurlijk een vermoeiend en matig programma, maar daar kunnen zinnen worden gezegd die buiten de context dat effect wel hebben. Dat zijn twee verschillende dingen!

    Welke gedichten vind jij krachtiger dan dit gedicht Willem?

    P.s. die rattenvanger-vergelijking vind ik niet zo ontzettend schokkend hoor mensen. Snerend bedoeld, maar verder…

  9. willem thies zegt:

    @ Matthijs: akkoord. Echt vilein is het niet, en een invectief allerminst. Maar ik begrijp je punt. Het gescherm met namen, daar moet ik alleen niet zoveel van hebben. ‘Ja maar, X doet het ook.’

    @ Maarten: verschillende gedichten. Ten eerste van je blog, enkele gedichten die daar zijn voorbijgekomen, en die je (‘over’)plaatst op Facebook. In ieder geval een van de gedichten op De Contrabas (ik herinner me nog de woorden ‘krakende monden’ en een ander gedicht, al vond ik 1 regel daarin ook ‘zonde’, daar hebben we het over gehad). Titels weet ik zo niet, al herinner ik me ‘Een dag aan zee met Blondie’ of ‘Naar zee met Blondie’ (?), of zoiets, erg mooi. Maar eigenlijk doorgaans als ik een gedicht van jou lees (meestal blog/Facebook) zijn er regels die mij ‘pakken’, die er echt uit springen – dat heb ik bij niet veel dichters. Ze zijn er wel, natuurlijk, maar ze zijn niet legio.

  10. Ik begreep even niet wat je bedoelde, maar met die krakende monden is het onderstaande gedicht (inderdaad op de Contrabas verschenen). Dat andere gedicht heet ‘Blondie en ik in de natuur’ en heb ik onder ‘wij hebben stilte’ ook toegevoegd.

    ‘A game is a closed field, a ring of death with sex at the centre, and performing is the only game I’ve got.’ -Jim Morrison-

    Wij hebben stilte van de buren afgetapt.
    Wij hebben het vertrek bestreken, wij zijn

    het midden van een spel dat haar eigen staart
    eet.

    Soms breken we de regels met
    krakende monden die op hun wijdst de
    angst van de diepzee worden

    (die angst is de eenzaamheid
    van zijn koude maag).

    De logica van zelfverbranding
    valt ons zwaar.

    Zitten,omhoog komen, een rondgang maken door het zwembadlicht
    van de namiddag en
    plaats nemen.

    Blondie en ik in de natuur

    Blondie en ik gaan naar de natuur en dit begint-
    zoals alles-
    met een omweg

    brandnetels stroopgras mesheften in het duinlijk:
    bereklauw vol grijpgraag violet. Ik scheur uit mijn broek enzovoort.

    Eindelijk wordt mijn ruggenmerg
    lodderig. De heidense schijf vlamt
    ambteloos. Een zeldzaamheid.

    In de auto merkt Blondie op dat wij door ons
    onvermogen symbolen plat te slaan
    al te indirecte zoogdieren zijn.

  11. willem thies zegt:

    Ja zeker, deze twee, en dan met name ‘Blondie en ik in de natuur’.

    ‘De heidense schijf vlamt / ambteloos.’ is prachtig. ‘stroopgras’ ook.

    En de slotstrofe is zelfs fenomenaal.
    ‘al te indirecte zoogdieren’ – jaloersmakend, zo goed.

  12. Thanks. Als ik deze inmiddels oudere gedichten zie vind ik vooral het ritme van de klanken aantrekkelijk en het apodictische van die slotregel die je noemt. Ik vind het inmiddels erg interessant om veel apodictische uitspraken achter elkaar in een langer gedicht te zien, waardoor ze elkaar in de weg gaan lopen. Dat exuberante ervan trekt me.

    Ik probeer dit ook te doen in het lange gedicht wat in delen op mijn blog komt (en staat): Vrije encyclopedie. Vandaag poste ik het onderstaande, dan is het wat duidelijker wat ik bedoel:

    V

    The Amazing Everyday
    is een antwoord op de vraag welke heilige spelen wij nog moeten verzinnen.
    Waterboarding is ook een antwoord op die vraag. Ook voor mij hebt g’ uw rijkdom ontzegd.
    Namaakartikelen mogen niet terug van vakantie worden meegenomen.
    De bewustgeworden zelfliefde is dus wortel en grondslag
    van het affectieve leven, juist ook van de liefde die de mens een ander toedraagt: Christus en vooruitgang zijn voor mij allebei mythen van dezelfde wereld.
    Je hoeft niet te leven.

    Varen is belangrijker dan leven.
    Het werkelijke is in ieder geval mogelijk.
    Ook kunnen zijn is een vorm van zijn.
    Maar goed, dan scheurt het moment
    en dan? The Amazing Everyday.

  13. willem thies zegt:

    Wat mij betreft schiet je hier té voor door in abstracties, filosofie, redeneren, gedachten uitwerken. Wat ik eerder zei: zelf vind ik het sterker als je een dynamische, zeer beweeglijke balans houdt tussen die abstractie en het zeer concrete (en voor mijn part ook het ‘banale’); dat spanningsveld tussen die polen, die dialectiek, de juxtapositie, enz.

    Dit is voor mij te veel hardop denken, doorsneden met een slogan hier en daar (Namaakartikelen mogen niet terug van vakantie worden meegenomen).

    Waterboarding is ook een antwoord op die vraag.

    Dit vind ik een zin in een opstel of essay, iets wat je al redenerend zégt, ik vind het geen mooie of sterke of prikkelende of wat-dan-ook regel – of zin.

    In dit geval waardeer ik je oudere gedicht dus méér dan je recente. Maar ik weet niet of dit in het algemeen geldt.

  14. “@ Samuel: je probeert mij woorden in de mond te leggen die ik niet heb uitgesproken, probeert de discussie te verleggen. Een retorisch listigheidje, maar het gaat niet werken, Samuel.”

    Het blijft toch raar, hoe je gelezen kunt worden op internet. Ik had in elk geval niet de bedoeling om jou woorden in de mond te leggen. Volgens mij probeerde ik een punt te maken over poëtische textuur. Misschien had ik het daarbij helemaal niet eens speciaal tegen jou, Willem. Misschien sloot ik vooral aan bij iets wat Maarten zelf schreef.

    En ja, Spicer erbij halen – volgens mij noemen we zoiets gewoon “traditiebewustzijn”. Waar lezen we anders de grote dichters voor, nietwaar. Maar dat is bepaald iets anders dan er als een slaaf achteraanhobbelen. Het is ook geen autoriteitsargument. Het is niet eens een “argument”. Ik zit hier geen stelling te verdedigen of aan te vallen.

  15. Ik vind het ook geen autoriteitsargument. Dat dichters die je leest je werk beïnvloeden of dat je twee verschijnselen binnen de poëzie met elkaar kunt vergelijken lijkt me toch zonneklaar.

    @ Willem, je onderscheidt tussen ‘essay’ en ‘poëzie’ klinkt was essentialistisch. Ik vind het juist ergi interessant als poëzie essayistische of journalistieke elementen bevat. Je onderscheid tussen concreet en abstract vind ik ook problematisch. Wat juist zo concreet lijkt is vaak heel erg abstract en wat is er eigenlijk abstract aan de vaststelling dat waterboarding een gruwelijk heilig spel onder een lege hemel is. Het is ook een manier om die ‘amazing everyday’ hier van de troon te stoten: het echte leven, het gewone leven, daar houd ik niet zo van.

  16. excuus voor de spelfouten hierboven: onderscheid, wat, erg, zo, opgelost. Ben benieuwd naar de reactie.

  17. @ Willem, de tijd van ge- en verboden in de poëzie lijkt me toch wel voorbij. Wat mij betreft kunnen alle soorten tekst worden gebruikt in gedichten. Dus ook clichés, gezegdes, kreten, uitdrukkingen, stopwoorden, jargon, citaten, reclameslogans, songteksten, filmdialogen, krantenartikelen, filosofische traktaten, politieke manifesten, gebruiksaanwijzingen, handleidingen, beleidsrapporten, nota’s, enzovoorts. Ik zie geen enkele dwingende reden waarom je die tekstuele werelden of discoursen buiten het gedicht zou moeten houden. Als het goed gebeurt, inderdaad met aandacht voor bijvoorbeeld ritmiek en textuur, dan kan dit juist heel intrigerende gedichten opleveren. Vermoedelijk corresponderen dergelijke gedichten niet met jouw esthetische maatstaven, prima, maar waarom zou je die ex cathedra aan anderen willen opleggen?

  18. B.M. van Hulst zegt:

    “Vermoedelijk corresponderen dergelijke gedichten niet met jouw esthetische maatstaven, prima, maar waarom zou je die ex cathedra aan anderen willen opleggen?”

    Dat is toch juist het mooie van dialoog in de kunst. Dat we allemaal vanuit ons eigen subjectieve schuttersputje meningen schieten alsof het waarheden zijn. Objectiviteit benaderen we nog het meest als er verschillende goed onderbouwde meningen rond de oren vliegen. Precies zoals Willem Thies hier poogt.

    En dan over het gedicht. Het gebruik van de ‘kreten’ is een stijlmiddel dat hier al te expliciet aanwezig is. Met de aanwezigheid van het gezochte contrast is ook de schrijver dwingend in zijn werk aanwezig. Ik krijg de puberale neiging om hier hard tegen te ageren door vooral niet door te lezen. Hetgeen ik uiteraard wel gedaan heb.

    Als laatste de disclaimer, natuurlijk zit er veel moois in en is het duidelijk het werk van iemand die iets kan.

    “…strak en star. Zoals de evenaar.”

  19. willem thies zegt:

    @ Maarten: Die regel, of nee: die zin, over waterboarding – ik heb niet gezegd dat ik die (te) abstract vindt – noch (te) concreet overigens. Maar het is mij te retorisch… misschien te expliciet geengageerd.

    @ Arnoud: ik geloof juist niet zo in de ‘wapenspreuk’, de al te stellig geponeerde ‘these’: ‘de poezie ligt op straat’, ligt voor het oprapen. ‘ALLES is poezie’, of poeziemateriaal. De overpeinzingen aan de binnenkant van openbare wc-deuren, boodschappenlijstjes, cliches/gemeenplaatsen, op schuttingen gekladde regels, flarden van een WILLEKEURIG gesprek op straat, al die tomeloze citeerzucht, het is mij te… readymadeachtig, al wordt het bewerkt, geassembleerd, in een geheel opgenomen, etc. Ik vind dat readymadeachtige gedichten, of gedichten met veel readymade-elementen, zelden echt interessant. Zoals ik zei: het is inmiddels een (oud) trucje geworden, het komt op mij heel reactionair over. Maar toegegeven, een heel enkele (half)readymade vind ik zeer geslaagd. En ook Xavier Roelens werkt in zijn nieuwe bundel met zulk ‘found footage’, en hij doet dat overtuigend.

    @ B.M. van Hulst: jij verwoordt mijn bezwaren vrij goed. Ik vind het stijlmiddel al te expliciet, nadrukkelijk, toegepast. Niet losjes, schijnbaar achhteloos, nonchalant. Ik vind de dichter inderdaad dwingend aanwezig in deze tekst, hinderlijk; daardoor heeft dit gedicht al te zeer iets van een ‘statement’ in zich, het is te uitgesproken, te zeer laat de dichter zijn (manipulatie)middelen zien en zijn achterliggende boodschap – daardoor werkt de propaganda (lees: het gedicht) niet bij mij, de lezer wordt te zeer geattendeerd/gewezen op de middelen en het nagestreefde effect. Het is, vind ik, in dat opzicht niet subtiel genoeg, en wordt te ‘pamflettistisch’, of propagandistisch, en dat werkt – met andere woorden – contraproductief. De lezer wendt zich inderdaad af…

    Wel ben ik het (ook) met Van Hulst eens dat ‘…strak en star. Zoals de evenaar’ zo’n voorbeeld van een erg krachtige en geslaagde bewoording is. En ja, al zijn ‘concreet’ en ‘abstract’ problematisch begrippen, ook in dit beeld vind ik dat je het concrete met het abstracte verbindt – en tegelijk beide ontstijgt.

  20. willem thies zegt:

    Ik heb het hierboven overigens over ‘Eens was ze veraf’. (Op de opmerking over ‘waterboarding’ na, natuurlijk.)

  21. @Willem: het ready-made gedicht is inderdaad behoorlijk oud; zuiver uit citaten gedichten optrekken deden ze al in de klassieke oudheid (het cento). Maar reactionair? Dat betekent volgens mij dat je een authentieke revolutie ontkent, niet alleen maar dat je in een traditie werkzaam bent, toch?

  22. willem thies zegt:

    Dat is waar, Samuel – ouderwets, gedateerd, obsoleet; dat zijn adequatere termen. (Ik doel hiermee overigens ook op het citeren van ‘lagere cultuur’-uitingen, wat mij betreft wat die specifieke regel of zin betreft ook een ‘ready made’-element, al bestaat de ‘found footage’ dan uit een enkele regel of zin.)

  23. Als ready-made elementen in poëzie gedateerd zijn omdat ze al lang bestaan, is het einde zoek lijkt me. Wat is dat op eens voor een schijn-vooruitstrevendheid? Laatst hoorde ik iemand een metafoor gebruiken, hoe obsoleet dacht ik nog bij mijzelf.

    Verder moet je mij toch eens uitleggen wat er in godsnaam pamflettistisch is aan de vaststelling dat zowel de consecratie van het zogenaamde ‘leven van alledag’ als marteling van tot ‘Het Kwaad’ gebombardeerde tegenstanders, vormen van heilig spel zijn. Waar is zoiets propaganda?

  24. De vraag: ‘welke heilige spelen moeten wij nog verzinnen’?, is overigens de vraag die door Nietzsche’s dolle mens wordt gesteld nadat hij onze moord op God heeft verkondigd, maar dit wellicht ten overvloede.

  25. Willem, ik neem even voor lief dat we waarschijnlijk verschillende poëtische voorkeuren hebben – los daarvan snap ik je nog steeds niet helemaal. Als een bepaalde techniek gedateerd of obsoleet is, dan moet er iets zijn gebeurd waardoor ze niet meer van deze tijd is. Maar wat zou er kunnen zijn gebeurd dat zulke technieken vroeger wel, en nu plotseling niet meer werken?

    Dat geldt al helemaal voor “lagere cultuur”-uitingen en dergelijke. Het lijkt mij niet meer dan normaal dat een dichter zich verhoudt tot zijn leefomgeving, en die is, hier in Nederland aan het begin van de 21e eeuw, nog steeds de burgerlijke, kapitalistische, massa-productie-omgeving, met al haar opwinding, inventiviteit, platvloersheid en uitbuiting. En Maarten doet dat, en jij hebt daar bezwaar tegen. Maar ik zie dus nog niet precies waar dat bezwaar hem nou eigenlijk in zit, tenzij het gewoon om jouw voorkeuren gaat – in welk geval we de discussie beter zouden kunnen afsluiten met de teleurstellende dooddoener dat er over smaak niet te twisten valt, toch?

  26. willem thies zegt:

    @ Maarten: het gaat mij er niet om dat iets niet meer zou ‘mogen’ omdat het al langer bestaat; dat zou onzinnig zijn: een krachtig beeld, een ‘scherpe’, rake metafoor, dát is inderdaad poëzie.

    Het gaat mij om flauwiteiten, en bepaalde procedés zijn inderdaad, uitzonderingen (die wél overtuigend zijn) daargelaten, in de meeste gevallen verworden tot flauwiteiten. (Net als dat je met zeer veel verschillende letterkorpsen zou gaan werken, ik noem maar iets.)

    Het is niet scherp gedaan hier, noch subtiel – het is wat flauw en gemakkelijk gedaan.

    Laat ik het anders formuleren: OP ZICH is er niets op tegen clichés te gebruiken (alhoewel…) of lagerecultuuruitingen en kreten, etc., maar dan moet je het wel verdomde goed doen, dan moet het overtuigend zijn, en dat vind ik hier – jouw gedicht – niet het geval.

    Verder heb ik al gezegd: ik vind het te dwingend, te weinig subtiel, en de dichter té – hinderlijk – aanwezig in zijn werk, maar dat zei Van Hulst ook al.

    Maar dit wordt een herhaling van zetten, volgens mij heb ik mijn standpunt voldoende verhelderd. Hier laat ik het bij. Ik geef inderdaad maar een mening – een onderbouwde, weliswaar, maar een mening. Die is uiteraard niet zaligmakend, evenmin als die van jullie. Maar wat heeft de reactieknop voor zin als de maker van het gedicht c.s. enkel alle negatieve kritiek wil pareren?

  27. het is vol spanning wachten, op Brunette

  28. Marein Baas zegt:

    Ik vind niet dat Maarten alleen verdedigt, Ties, het leest als een oprechte dialoog. Los van dat het niet gek is dat een dichter achter zijn werk staat.

  29. willem thies zegt:

    Daar heb je gelijk in Marein. Maarten is gewoon ook getalenteerd; dan leg ik de lat hoog; dat krijg je ervan. En het is inderdaad goed als je zelfbewust bent, achter je werk staat, je bewust bent van je keuzes, overwegingen, afwegingen (eventueel ook twijfels). Sorry, Maarten, je strijdvaardigheid c.q. assertiviteit is inderdaad juist goed – of beter: je zelfbewustzijn; eigenlijk houd ik daar van. Sterker: het is een *vereiste* om je te ontwikkelen, verder te komen. Goede houding, goede instelling.

  30. Ik vind kritiek juist fijn, dit gesprek heeft volgens mij zeker zin.

    Juist als je je poëzie wil ontwikkelen zul je niet bang moeten zijn, denk ik, scherp te zijn. Kritische standpuntbepaling hoort daarbij, vandaar dat ik het waardeer dat je de moeite neemt zo inhoudelijk op het gedicht te reageren, al verschillen we soms van mening.

    Dit gedicht is het eerste korte gedicht dat ik schreef na een lange tijd aan de Vrije encyclopedie te hebben geschreven (en ik ben nog bezig). Dat werk ligt mijzelf uiteindelijk beter, uiteindelijk weet ik niet of ik in dit gedicht de goede toon te pakken heb, de goede constructie, compositie, en wat nog meer.