Waarom literaire tijdschriften niet samenwerken volgens Xavier Roelens
Vorige week organiseerde Behoud de Begeerte een workshop met de literaire tijdschriften De Brakke Hond, Deus ex Machina, DW B, Kluger Hans, nY en Poëziekrant onder de titel HET DESIDERATORIUM.
Interviewer Werner Trio voelde tijdschriftenredacteuren Johan Vandenbroucke, Lies Van Gasse, Hugo Bousset, Xavier Roelens, Samuel Vriezen en Carl de Stryker aan de tand. In diezelfde workshop kon elk tijdschrift ook een debutant acte de présence laten geven: Roderik Six, Celia Ledoux, Patrick Bassant, Maartje Smits, Wouter Steyaert en David Troch.
Xavier Roelens van Kluger Hans blikt terug op het debat:
Nasmeulresten
Door Xavier Roelens
Toen een medewerkster van Behoud de Begeerte me tijdens het eten vroeg of ik de avond een beetje zie zitten – de pasta met oesterzwammen beloofde net als de steak van de vleeseters niet veel goeds, er moest wat onwennigheid gekaasschaafd worden – antwoordde ik dat ze me dat best achteraf eens vroeg, want na een interview heb ik vaak het gevoel niet alles te hebben gezegd. het hoofd wil meer dan de gegunde tijd.
Ook nu, met een kwartiertje tijd voor een gesprek met 3, was dat het geval. Ik ben blij met wat ik vertelde over de afkomst en betekenis van de naam Kluger Hans, over onze interesse voor onderhuidse literatuur en hybride vormen, over onze focus op zowel nieuwe auteurs als nieuwe vertalingen en over hoe wij als kleine broekje toch duidelijk verschil maken tussen de andere, al langer bestaande tijdschriften.
Toch blijven woorden nasmeulen. Ik had op onze rubriek ‘Richting EU’ willen wijzen. Ik had nog graag ons nieuwe, in druk zijnde nummer voorgesteld waarin we aan de romanpersonages Henk en Ingrid de inleving schenken die ze van hun bedenker niet gekregen hebben. Maar los van de eigen winkel kwamen er ook breder kwesties aan bod die het ogenblik zelf geen bevredigend antwoord kregen, of die in dat deel van de avond aan bod kwamen waar ik niet mee aan de interviewtafel zat. Zo had ik achteraf gezien nog het volgende willen zeggen:
- Op een bepaald moment verwees de interviewer Werner Trio naar de uit Nederland overgewaaide term ‘linkse hobby’. Ik bedacht achteraf dat het voor Kluger Hans in zekere mate nog geldt dat het om een hobby gaat, al spreek ik zelf liever van ‘passie’ – en ik herkende in het verhaal van Johan Vandenbroucke diezelfde passie voor tijdschriften. Maar zodra er daadwerkelijk tewerkstelling bij komt kijken, zoals het geval is bij DW B en nY en in zekere zin ook bij de Poëziekrant, ben je op de arbeidsmarkt aan de slag. En dan overstijgt het elk hobbyisme. Dan praten we over een KMO, beste rechtse liberalen.
- Werner Trio gaat nu zaterdag in zijn programma op Klara dieper in op subsidies – hij bedoelde waarschijnlijk ‘cultuursubsidies’ en het is op zich symptomatisch dat wij automatisch het verzwegen ‘cultuur’ invullen als we aan subsidies denken, alsof andere bedrijfstakken niet ook op allerlei manieren overheidssteun krijgen, van visserij- en landbouwsubsidies tot de notionele aftrek voor multinationals – en hij kwam al te vaak ook op het geld terug. Ik had liever meer over de inhoud gepraat. Over het beleid. Net zoals het opmaken van een begroting een middel van een regering is om een beleid te realiseren, is de tijdschriftensubsidie een middel om bepaalde doelstellingen uit te zetten. Ik heb lang genoeg en er is zonder enige subsidie gerund, maar ik ben blij dat ik nu dankzij de subsidie enerzijds auteurs kan betalen en auteurs kan vragen om iets voor ons te schrijven die het niet gratis gedaan zouden hebben – ook al zijn die goeie zielen van auteurs ook vaak tot gratis bereid, ik vind het zelf alleen maar fair dat ze voor hun tijd zo goed mogelijk vergoed worden – en anderzijds bieden die subsidies de kans om er voor een breder publiek een mooier uitgegeven geheel van te maken. Dat is fijn, maar de passie om een tijdschrift te maken is daar niet van afhankelijk. Gelukkig maar.
- Bericht aan Johan Vandenbroucke: niet elk tijdschrift heeft Delphine Lecompte gepubliceerd. Kluger Hans bijvoorbeeld.
- Twee keer suggereerde Werner Trio: waarom werken literaire tijdschriften niet samen? Maar een literair tijdschrift is altijd al een samenwerking van x aantal mensen. Een redactie bestaat uit meerdere mensen. zelfs wanneer zoals bij De Brakke Hond, zo bleek gisteren, de eindbeslissing bij 1 persoon ligt, heeft die ene persoon nog voldoende adviseurs rondom zich om die beslissing gedragen te weten. En ook al komen sommige auteurs in verschillende tijdschriften voor – ik overliep achteraf het lijstje samen met Iannis Goerlandt van nY: hoe die spreker van de avond ook daar en daar publiceerde en die redacteur voor dat tijdschrift eens iets vertaalde, hoe we die of die spreker al eens geweigerd hebben, enzovoort, het lijstje van informele samenwerkingen of pogingen tot is best indrukwekkend als je het even bekijkt – het betekent niet dat die verschillende tijdschriften tot 1 te herleiden vallen. Het gaat niet om ‘het beste op de markt’ selecteren. je kan denigrerend over het literaire ons-kent-ons-wereldje spreken – veel mensen kennen elkaar ook, al zie ik niet wat daar verkeerd aan is – maar elk tijdschrift biedt zijn eigen invalshoek op die literaire wereld. En elk tijdschrift grijpt in op die wereld door nieuwe namen eraan toe te voegen, eventueel een andere af te kraken, enzovoort. Waar de markt binnen de literatuur erop gericht is met namen te werken als publiekslokkers, vormen de literaire tijdschriften dankzij zijn meerstemmigheid de beste instap in het literaire veld. Tijdschriften nodigen uit tot het leggen van verbanden tussen teksten, tot het verbreden van je horizon. Elk tijdschrift biedt een insteek om literatuur te ontdekken in plaats van een naam. We mogen ten eerste die manier van omgaan met teksten niet in de vuilnisbak gooien. En ten tweede mogen we ook niet die invalshoeken verschralen tot één. Dat is een vorm van culturele rijkdom die we niet mogen verwaarlozen.
- Wouter Steyaert (foto) heeft met verve ons tijdschrift vertegenwoordigd en het wordt tijd dat een uitgever zijn werk oppikt. Ja, ook dat bedacht ik achteraf.
Xavier Roelens
Zie ook deze bespreking van het laatste Kluger Hans-nummer.
Mooi samengevat, Xavier.
Mij verontrustte, bij de vele vragen over subsidie en de vraag van W.T. of de tijdschriften “de kaasschaaf vreesden”, de stilzwijgende aanname dat Nederland een soort voorafspiegeling voor de koers van het Belgische cultuurbeleid zou gaan vormen. Niet omdat ik bevreesd ben voor Belgische kortingen (ik vind dat je niet uit hoofde van een tijdschriftredacteurschap je teveel moet mengen in nationale begrotingsdiscussies; te hopen is dat het niet gebeurt maar als er gekort wordt, wordt er gekort, en dan zien we wel verder) maar omdat daarmee de Nederlandse kortingen verkeerd begrepen worden. Die komen immers voort uit een ronduit anti-intellectuele politiek, en zijn in het geheel niet terug te voeren op een economische noodzaak, zelfs al probeert onze regering te doen alsof. In Nederland wordt, onder het mom van begrotingsdiscipline, maar feitelijk op last van de populisten, politiek afgerekend met de culturele “elite”.
Dat discours lijkt (voor zover ik dat kan overzien) in België nog niet zo extreem ontwikkeld te zijn. Juist daarom zou het zeer vervelend zijn als in België het economisch-rationele masker, van waarachter de verderfelijke populistische cultuurpolitiek in Nederland wordt gevoerd, serieus wordt genomen.
Heel, heel juist, Samuel.
Ook ik vond de vanzelfsprekendheid waarmee iedereen ‘besparingen’ nu al aanvaardde zeer verontrustend. Men zou gewoon wat minder nummers drukken, een en ander op het web gooien …
De oude en de nieuwe directeur van het VFL hebben hopelijk de hint niet opgepikt dat literaire tijdschriften het helemaal niet erg zouden vinden om minder subsidie te krijgen. ‘We zullen onze plan wel trekken’.
Het tijdschriftenlandschap in Vlaanderen is ongemeen rijk en boeiend. Humus voor nieuw talent, voor nieuwe manieren van schrijven, voor cross-over, voor experimenten op het web, voor een nieuwe beeldredactie …
Na het Desideratorium ben ik daar meer dan ooit van overtuigd.
Dank voor je reactie Samuel. Misschien zijn ook andere tijdschriftredacteuren bereid om op Xaviers visie in te gaan of om hún persoonlijk verslag van het debat te publiceren.