Van Amstel tot Zaan
Op 5 februari 2002 hielp mijn vader de dood een handje. Zijn levensspoor trok hij door Paramaribo, Amsterdam en Zaandam. Juist vanochtend, bijna tien jaar later, ontdekte ik dat deze vredesstichter, die als lijfspreuk ‘Oordeel zacht’ had, dan heel toepasselijk in PAZ heeft gewoond. Het volgende stuk ontstond enkele maanden na de schok van zijn einde.
Ik zie mijn vader lopen, ’s nachts, door de Sarphatistraat. Tussen vrienden. Drieëntwintig. Een luipaard uit Suriname, piekfijn gekleed (hij heeft zijn eigen kleermaker, we schrijven jaren vijftig). Hij loopt. The Count Basie orchestra, een vulcanische trein, hijgt roffelt schettert onder de stenen.
Mijn vader loopt tussen vrienden in oostelijke richting door de mooiste straat van Europa. En dan – ontdekt hij zijn vrouw tussen vriendinnen aan de overzij.
Ik zie mijn vader lopen door het holst van Poelenburg. De eengezinswoningen slapen vast door wind en regen. De Brandarisflat staat als een grenswacht van beton. Hij loopt alleen naar het noorden, heeft zich doodstil aangekleed. In zijn hoofd dreunt het gekste orkest van zijn leven, en zijn vrouw ligt in bed.
De dag breekt aan. Daar is de Bran daar is. Ik zie mijn vader lopen, mijn vader in de lift, vader veertienhoog aarzelen. Ik zie het luipaard, vijftig jaren later, de reling beklimmen en springen – naar de overzij.