Gepubliceerd op: woensdag 28 december 2011

Komrij en Zwagerman over hedendaagse kunst

Maarten Dessing interviewde eerder dit jaar Gerrit Komrij en Joost Zwagerman. Beiden brachten vrijwel tegelijk een bundel beschouwingen over kunst uit. Dat interview is nu op de website van Dessing te lezen. Enkele sprekende fragmenten:

Komrij:

“‘Toen ik mijn eerste schreden zette in de literatuur, heb ik tien jaar lang geprobeerd schrijvers te vermijden,’ vertelt Komrij. ‘Totdat dat niet meer lukte. Veel liever ging ik in die tijd om met beeldend kunstenaars. Mijn vriend komt ook uit een schildersfamilie. Op mijn twintigste heeft hij me geleerd te kijken. Naar vormen, kleuren, verschijningsvormen, verhoudingen. Op die leeftijd kun je een visuele instelling blijkbaar nog aanleren. En als je die eenmaal hebt, behoort de kunst gewoon tot je onderwerpen. Als iedereen met een demente moeder daarover mag schrijven, dan mag ik toch ook wel over kunst schrijven?’”

Zwagerman:

“‘Toen ik vijfentwintig jaar geleden in Amsterdam aankwam, leerde ik eerder mensen van het beeld kennen dan mensen van het woord. Misschien ook omdat ik een blauwe maandag dacht: wat zou het fantastisch zijn als ik zelf kunstenaar kon worden. Ik wilde dicht bij het vuur zitten. Die vrienden van toen – nog steeds mijn vrienden trouwens – hadden carrières als rocksterren. Het ene jaar zaten ze op de Rietveld Academie, het andere jaar werden ze tot hun eigen verwondering uitgenodigd voor biënnales van São Paulo en zelfs Venetië. Aan het effect dat dat had op hun levens en hun karakter heb ik mijn roman Gimmick! uit 1989 aan te danken.’”

Komrij:

“Kunst draait uitsluitend nog om geld. ‘Design was vroeger bedoeld om mensen smaak bij te brengen. Gooi die Mechelse kasten eruit, zet er mooie, strakke dingen voor in de plaats. Nu is design en kunst alleen bedoeld voor jongens die de beurs hebben getild en iets thuis willen hebben staan dat nog duurder is dan wat een collega heeft. En de journalistiek doet daar aan mee. Ze berichten alleen over kunst als een werk een recordbedrag heeft opgebracht.’

Weerzinwekkend, noemt hij het: deze kunst waar hij helemaal buiten staat. ‘Ik wil kunst die ik, als ik even spaar, ook kan aanschaffen. Geen kunst waar ik alleen een polaroidje van aan de muur kan hangen – als de kunstenaar tenminste geen polaroids maakt en verkoopt voor anderhalf miljoen.’

Zwagerman:

‘En dan is het nog apocalyptischer dan jij en ik denken,’ reageert Zwagerman. ‘Lees mijn stuk “De haai die ging rotten” – dat absoluut niet uit bewondering is geschreven – over Shock Art van Don Thompson, een boek dat mij de schellen van de ogen deed vallen. Hij legt daarin uit hoe musea aan de leiband lopen van dertig, veertig collectioneurs, die soms kunstwerken doneren om de kunstenaar het stempel “museaal” te geven en de rest van diens werk in hun bezit vervolgens voor het twintigvoudige te kunnen verkopen.’

‘Maar hoor je musea daartegen protesteren?’ vraagt Komrij zich af. ‘Kunst is heilig. Als kunstenaars snobdingen maken, halen ze die massaal in huis. Opgezette haaien die gaan rotten, inderdaad. Installaties van planten en bloemen. En o wee, als je daar om lacht. Op lachen staat een verbod. Maar bij mij komt onmiddellijk de sadistische gedachte op dat de musea al die prullen tot in de eeuwigheid in originele staat moeten bewaren. Daar moeten ze aparte, dure restauratieateliers voor inrichten. Die gedachte doet mij groot genoegen. Hun verdiende straf.’

‘Ook dat is erger dan je denkt,’ zegt Zwagerman. ‘Vorig jaar was er in Amsterdam een serieus congres over precies dit onderwerp. Hoe houd je de klompen vet van Joseph Beuys goed? Hoe kun je een Jean Tinguely zó restaureren dat je exact hetzelfde getinkel en getokkel blijft horen? Sommige puristen vinden: repareer de installatie met dezelfde bouten en moeren uit de jaren vijftig, maar laat het oorspronkelijke geluid horen vanuit een speaker onder de grond. Het fetisjisme ten top.’

Lees het amusante/interessante interview op Boeken, boeken, boeken.

Over de auteur