Gepubliceerd op: dinsdag 13 december 2011

Bloemlezing J.H. Leopold door Erik Lindner

“Rijmende gedichten zagen er in mijn ogen altijd uit als een gebit met slotjes op de tanden. Mijn grootvader moet ze nog zo geschreven hebben, in pasklaar ritme. Ze leken een monotone cadans in het hoofd teweeg te brengen. Las je er een paar achter elkaar dan kon je alleen maar mee verder denderen en veranderde iedere beweging in een vooruit marcheren. Dit was voordat ik de poëzie van Herman Gorter en die van Leopold leerde kennen.”

Aldus begint Erik Lindner zijn introductie tot zijn bloemlezing uit het werk van J.H. Leopold, U missen en u niet ontgaan, verschenen in de befaamde bloemlezingenreeks van uitgeverij Van Oorschot.

De volledige inleiding is te lezen via deze link. Op dezelfde pagina kan u ook doorklikken naar een gedicht van Leopold. Ik citeer nog het slot van Lindners essay waarin hij treffend de latere Leopold typeert:

“Enkele van deze latere gedichten zijn zeer modern. Zij beschrijven het gewoel op straat, zij proberen de volheid van een menigte tegelijk aan bod te laten komen. Ergens beschrijft hij de schil van een meloen, aan de kant van de weg, met een beet erin. Een andere liefhebber van Leopold is de dichter Tonnus Oosterhoff, die in zijn bundel (Robuuste tongwerken,) een stralend plenum in het gedicht ‘Meneer met pinksteren’ zich opvoert als meneer die met genegenheid in de poëzie van J.H. Leopold bladert: ‘O, denkt O, kon dit maar eigen maaksel zijn; het zou mijn werk net dat beetje extra geven dat het nu voorgoed moet missen.’ Hij noemt de gedichten een landschap vanuit een vliegtuig bezien, ‘door wolken en nevelflarden, die aan het oog onttrekken en schaduw werpen’. Stukjes van een landschap: ‘aan den gezonken horizont / trekt weg het opgestapelde, de rond‑ / gewelfde wolken’ zoals Leopold het zelf beschrijft in ‘Regen’. Met die rare, malle, soms onnatuurlijke en juist daarmee zo welluidende rijmen van hem die ontroeren. Het zijn klanken die als een perpetuum mobile aan het schudden slaan. Het werk is van zulke nauwgevoelige waarneming en bewoording, dat het onverminderd overeind blijft op al zijn wankele gronden.”

Over de auteur