Gepubliceerd op: donderdag 29 september 2011

Kluger Hans (weer) als een vis in absurd-nihilistisch water

De helblauwe kaft met een citaat uit een Samson&Gert-song doet het ergste vermoeden: heeft Kluger Hans het nakabbelende postmoderne water definitief verlaten om zich voortaan te gaan vermeien op de easy beach van de ongevaarlijke camp à la Jeff Koons & cy? Geruststelling: nee dus. Al zat de goedkope formalistiek er in sommige voorgaande nummers wel eens aan te komen, Kluger Hans nummer 11 is opnieuw een hapklare doch stevige brok proza en poëzie uit binnen- en buitenland. De absurd-nihilistische inslag waar Kluger Hans vanaf de start het patent leek op te hebben wordt deze keer met verve vertolkt door een laconieke tekst van Wouter Steyaert die een arsenaal aan kinder- en Sinterklaasliedjes doorheen een grimmige monologue interieur samplet. Op het eerste zicht strak in het vierkante pak zittend maar binnenin vol kronkelige associaties zijn de gedichten van Paul Janssen die eindelijk eens door een serieuze uitgeverij mag opgepikt worden. Buitenlandse bijdragen zijn er van de Hongaarse Agnes Lehóczky die een citybook schreef voor deBuren en hier in een vertaling van Hans Kloos is opgenomen. Heerlijk balancerend tussen absurde humor en rake observaties zijn de gedichten van de Roemeense Nora Luga. Jan H. Mysjkin vertaalde enkele gedichten van de intussen bloggende negenenzeventigjarige dichteres.

In de reeks Richting EU zijn vijf gedichten op genomen van de Poolse dichter Adam Wiedermann (1967). “Zijn gedichten lijken vaak niet meer dan een in versvorm verhaspelde woordenstroom die de ene associatie aan de andere rijgt.” zegt vertaler en inleider Kris Van Heuckelom. Dat valt eigenlijk wel mee, vind ik. Een staaltje van die woordenstroom volgt zo meteen na deze mededeling: een prima nummer, dit nummer 11 van Kluger Hans. Zeven euro voor een aangenaam verontrustende selectie teksten, met al even aangenaam verontrustende tekeningen van Rinus Van de Velde, geef toe: het is geen geld. En nu het gedicht van Wiedermann:

Esthetiek van het woord

Dit gedicht staat in verband met het vorige. De zon heeft geen gelaat,
vooral vandaag dan. Telkens als zij verlof nam
mochten wij het werk verlaten en recht de duisternis inkijken.

Op het werk was het zo slecht nog niet. Niks om handen,
dus wijdden wij ons aan het gesproken
woord. Zo eenvoudig is dat: je opent

je mond en er komt iets uit, en het is allerminst taal
in zuivere staat. En dan te bedenken dat zoveel prachtige
wezens het zonder woorden stellen, bijvoorbeeld die meneer

die pampers uitspreidt over de tafels en ze dan weer bij elkaar doet.
Onze vleesgeworden hoop op een fijne namiddag
bij een glaasje sterkere drank. Ach, woorden

vergaren betekenis en dan… Kijk, je ziet eruit als een afgemat dier.
Paradoxaal gesteld: eenieder van ons lijkt
op een termietenhoop en onze bewoners mogen

zich vrij onder elkaar mengen, zij het
in beperkte mate. Beperkt door wat?
Of beter: door wie, wij voelen ons per slot van rekening iemand.

en we voelen dat hij die boven ons staat, ook een iemand is
want hoe kun je onderworpen zijn aan een ordinaire aap
en dan zeggen: Jij vuile, straalbezopen tomaat.

De vorm van dit gedicht laat toe meer te zeggen.
Ik weet zelf niet hoe het komt dat we ons graag bewust zijn
van alles en dan later zeggen: Sorry,

(…)

Adam Wiedemann  (vertaling Kris Van Heuckelom)

(Kluger Hans is te vinden op facebook en Twitter)

Over de auteur