Sloterdijk (5): de roep om de vorm
Wat me opvalt bij Sloterdijk is dat zijn briljante formuleringen, bij tweede en derde lezing soms aan impact verliezen. Alsof onder de glanzende schil van de verbale appel bij nader inzien vruchtvlees in ver gevorderde staat van deshydratatie schuilt. Dit stukje over Rilkes Apollo bijvoorbeeld wist me meteen te intrigeren:
“Dat deze opgeladen Apollo een verschijning van Dionysus belichaamt, blijkt uit de opmerking dat de steen glom als een roofdiervel: Rilke kende zijn Nietzsche. Hier stuiten we op de tweede microreligieuze, respectievelijk protomuzikale module: het notoire ‘dit staat voor dat’, ‘het ene verschijnt in het andere’, ‘de diepte is aanwezig in de oppervlakte’ – formules zonder welke geen enkel religieus discours het ooit heeft kunnen stellen. Uit deze formules kan men opmaken dat religiositeit een vorm van hermeneutische beweeglijkheid is en iets wat men zich door training eigen kan maken.”
Geef toe, het blijft naklinken, die ‘hermeneutische beweeglijkheid die men zich door training eigen kan maken‘ maar waar slaat het, behalve op een hermeneutische beweeglijkheid die men zich door training eigen kan maken in godsnaam – no pun intented – nóg op? In dergelijke passages krijg ik onwillekeurig het gevoel dat Sloterdijk per sé zijn bruggetjes naar zijn thema: de oefenende mens van de toekomst wil maken, en passant hier en daar nog een resterend religieus bruggetje opblazend. Maar dan komt een passage als deze:
“De sinds 1900 explosief florerende sportcultus heeft een eminente betekenis voor de geestesgeschiedenis, beter gezegd: voor de geschiedenis van de ethiek en de ascese, omdat zich daarin een baanbrekende accentverschuiving in het oefengedrag manifesteert – een transformatie die men nog het best kan omschrijven als resomatisering, respectievelijk despiritualisering van de ascese [vet van JP]. In dit opzicht is sport de meest expliciete verwezenlijking van het links-hegelianisme, de filosofische beweging waarvan het motto luidde: ‘de wederopstanding van het vlees op aarde’. Van de twee grote ideeën van de negentiende eeuw, het socialisme en het somatisme, was blijkbaar alleen het laatste algemeen uitvoerbaar, en men hoeft geen profeet te zijn om te beweren dat de eenentwintigste eeuw, meer nog dan de twintigste, geheel en al in zijn teken zal staan.”
…. en deze:
“De zin: ‘Je moet je leven veranderen!’ moet nu worden opgevat als refrein van een taal van het in-vorm-raken. Hij behoort tot een nieuw retorisch genre, het coachdiscours, de donderpreek in de kleedkamer tegen een team dat uit vorm is. Wie met teams praat, moet ieder afzonderlijk toespreken, alsof hij met hem alleen spreekt. In gezelschap kunnen zulke gesprekken niet geduld worden, voor teams zijn ze constructief.”
… en deze:
“(…) geef de verdenking dat sport een zaak voor de allerdomsten is, slechts zoveel ruimte als gepast is, gebruik haar niet als excuus om te volharden in je gebruikelijke lakshei, wantrouw de filister in jezelf, die denkt dat je, zoals je nu bent, best wel in orde bent! Luister naar de stem min de steen, verzet je niet tegen de roep om de vorm! Grijp de gelegenheid aan om met een god te trainen!”
… en je wil weer doorlezen. Op naar het volgende hoofdstuk over Het project ‘Oudheid’ van Nietzsche.
Het spijt me, maar ik kan me niet langer inhouden. Sloterdijk is gebakken lucht. De intuitie waarmee je stuk opent is juist. Stel jezelf de simpele vragen: hoe weet hij dit? Hoe kan ik dit verifieren? Op grond waarvan zegt hij dit? Wat betekenen deze zinnen precies? Ik vind het erg deprimerend dat mensen die ik hoog acht niet doorzien wat voor woordkramerij dit is. Sloterdijk is een hele commerciële jongen en in het geheel niet geinteresseerd in de waarheid.
… en toch raakt hij een snaar… Ik ken het oeuvre van Sloterdijk niet. Ik ben het aan het ontdekken en geef verslag van mijn lectuur. Een filosoof ben ik ook al niet, dus ik acht me geen bevoegde stem in deze materie. Wel vallen me zijn retorische kneepjes op. De manier waarop hij terloops een paar schroeven van de religie losdraait is schrander en doeltreffend maar het weegt niet echt zwaar. Toch kan hij de geest openwrikken en ik wil er achter komen hoe hij dat klaarspeelt. Want hij heeft wel iets te zeggen. Vooruitlopend op een volgende bijdrage kan ik al zeggen dat ik het hoofdstuk over Nietzsche, ja, ‘verhelderend’ vind.
Iemand stuurde me via mail deze opmerking:
’ …. geef de verdenking dat sport een zaak voor de allerdomsten is, slechts zoveel ruimte als gepast is, gebruik haar niet als excuus om te volharden in je gebruikelijke laksheid, ….’
Sloterdijk ziet er helemaal niet uit alsof hij deze leer in praktijk brengt.” + smiley
Wat is er mis met “…dat religiositeit een vorm van hermeneutische beweeglijkheid is en iets wat men zich door training eigen kan maken.” behalve dat het wat krukkig geformuleerd (of vertaald) is ?
Alles, Adriaan. Wat is het voorwerp van deze hermeneutiek? Een tekst? Dan zou je juist zeggen dat het ‘uitleggen’ van een tekst aan strenge regels gebonden is. Je wil toch weten welke interpretatie klopt of hout snijdt? Maar we moeten niet streng maar beweeglijk zijn. Betekent dat dat iedere interpretatie is toegestaan? En dan: over welke tekst hebben we het? De bijbel? Maar dan zou er ‘christendom’ hebben moeten staan i.p.v. ‘religiositeit’. En dan: kun je zonder training niet religieus zijn? Zijn de meest ontroerende vormen van religiositeit juist niet te vinden bij mensen zonder training. Volgens Tolstoj en Wittgenstein en Frazer (Golden Bough) wel.
Een goede test om de zinvolheid van een bewering te controleren is die te ontkennen. Wat levert een ontkenning hiervan op? Probeer het maar!
Nogmaals: het gaat Sloterdijk niet om inhoud, maar alleen om geld, geld en nog eens geld. En aangezien geld macht is, heeft hij dat in ieder geval van Nietzsche geleerd.
dat het veel suggereert maar vooral dat het veel suggereert
dank, Menno!
en leuk om good old Frazer weer eens tegen te komen 🙂