Gepubliceerd op: dinsdag 26 april 2011

Nikola Madzirov uit Macedonië

Before We Were Born

The streets were asphalted
before we were born and all
the constellations were already formed.
The leaves were rotting
on the edge of the pavement,
the silver was tarnishing
on the workers’ skin,
someone’s bones were growing through
the length of the sleep.

Europe was uniting
before we were born and
a woman’s hair was spreading
calmly over the surface
of the sea.

Nikola Madzirov

Nikola Madzirov (dichter, essayist, vertaler) stamt uit een Balkan-vluchtelingenfamilie en werd geboren in 1973 in Strumica, R. Macedonia.  Zijn poëzie werd vertaald in dertig talen en is opgenomen in Amerikaanse, Europese en Aziatische bloemlezingen. Voor zijn bundel Relocated Stone (2007) kreeg hij de  Hubert Burda Europese poëzieprijs voor schrijvers geboren in Oost-Europa (de jury werd voorgezeten door Peter Handke en Michael Krüger), en de meest prestigieuze Macedonische Poëzieprijs Miladinov Brothers.   Voor zijn boek Locked in the City (1999)kreeg hij de  Studentski Zbor prijs voor het beste debuut, en voor zijn poëzieverzameling Somewhere Nowhere (1999)de Aco Karamanov prijs.  Van zijn poëzie werden twee kortfilms gemaakt, opgenomen in Bulgarije en Kroatië.  De hedendaagse jazz componist Oliver Lake, die ook met Björk en Lou Reed samenwerkt, componeerde muziek gebaseerd op Madzirov’s gedichten. Madzirov is tevens coördinator bij de poëziesite Lyrikline.

“Het belangrijkste voor mij is stilte. Niet zomaar de stilte maar de stilte die niet gebonden is aan punctuering of het ritme van de ademhaling. Ik beschouw het het vertellen van verhalen als een genetisch essentiële manier om culturele en intellectuele bagage door te geven die je niet in een testament terugvindt.  Het is een drang die voortkomt uit de angst om vergeten te zijn, die groter is dan de angst voor de dood. In de Balkan vertellen mensen graag lange verhalen aan het graf van overledenen om hem/haar een enorme wit marmeren grafsteen te geven waarop ze een tekst kunnen schrijven die de lengte heeft van een krantencolumn. (…) Ik ontdek poëzie als een stem die noch tot de lucht noch tot het blanco blad papier behoort, noch tot de zwarte inkt in de pen of de printer. Ik hou ervan om opnieuw te vertellen, maar niet om beloftes of testamenten mee te delen;  Ik wil schrijven maar niet met mijn ogen en oren gesloten. Zoals Jean Cocteau zei: “De dichter vindt niet uit. Hij luistert.”

Lees hier het interview en vijf Gedichten.

Over de auteur