Misschien toch Dèr Mouw!?
Herman de Coninck (zie dit bericht) is dankzij het Literaire Pleidooi van Piet Piryns nu definitief bijgezet als canondichter. Tijd voor Gerrit Komrij om een artikel uit 1998 uit de kast te halen:
“Bij Herman de Coninck vinden we de evenwichtskunstenaar overal terug. Hij haalt er mooie toeren mee uit. In de manier waarop hij grotere gevoelens met nuchterheid verzoent door schielijk – ‘patent De Coninck’ – elke opkomende sentimentaliteit of ieder verstandig vaderwoord te relativeren. ‘Ik ben een leraar voor een lege klas.’ In de manier waarop hij zijn correcte poëzie-opvatting incorrecte pantoffels kan aantrekken, omdat hij vindt dat poëzie economisch moet zijn en toch een beetje gezellig. In de manier waarop hij de luchthartige praattoon van C. Buddingh’ wil verzoenen met de serieuze problematiseringen van Hans Faverey. In de manier ook waarop hij als intermediair figuur tussen Holland en Vlaanderen zijn rol speelde.
De Vlaamse literatuur is door hem beslist nuchterder geworden – minder Van de Woestijne en meer Nescio. Alleen wie zelf weifelde kon zoiets doen.
Herman de Coninck was altijd ter weerszijden van een grens, nooit op de grens zelf. Hij balanceerde tussen het een en het ander en maakte zodoende een verbinding.
Hij is een verzoeningsfiguur, maar daarmee onvermijdelijk ook een overgangsfiguur.
Hij speelt altijd weer de brekebeen. Nooit is hij eens cynisch, wat hem een geschikte dichter maakt voor jongedames. Plagerig, ja. Hij is een romanticus die niet van plan is zijn verstand te verliezen –”
Lees hier het destijds in De Standaard verschenen artikel.