Gepubliceerd op: donderdag 28 april 2011

Konrád, Patti Smith, Meeusen, Korteweg, Krog, …

“Het toeval is een god in de literatuur. En het toeval is de zuster van de improvisatie. Als schrijver weet ik niet goed wat ik wil. Wat ik wil schrijven, weet ik pas als het geschreven is, als de zin op papier staat. Maar ik zie de volgende zin nog niet. Hij komt er langzaam aan.” interview met György Konrád op Knack.

1974. Robert Mapplethorpe Foundation. Courtesy Sean Kelly Gallery

Patti Smith (foto) over Mapplethorpe: “I was his first model, a fact that fills me with pride. The photographs he took of me contain a depth of mutual love and trust inseparable from the image. His work magnifies his love for his subject and his obsession with light.”

*

“Toen ik op een meidag hoorde dat De Coninck gestorven was, klom ik tijdens de les Engels op mijn stoel en las een gedicht van hem voor. Welk gedicht dat was? Geen idee, ik weet enkel dat de klas stil werd en dat mijn stem trilde. Ik herinner me de krop in mijn keel, hoe die hielp om later eigen klanken te vinden. Mijn wereld beefde even toen hij stierf. “ Marie Meeusen over ‘Klaarlichte nacht’, een verzameling op muziek gezette gedichten van Herman De Coninck door theatergroep Flint.

*

“In Voor mannen is’t niet erg zijn veertig kwatrijnen bijeengebracht uit acht verschillende bundels, die Korteweg publiceerde tussen 1971 en 2005. Het valt op hoe de dichter bijna vier decennia lang trouw is gebleven aan zijn ironisch-romantische poëtica. Niks geen Romantic Agony, heette zijn debuut, en de ironie van die titel zet nog altijd de toon voor zijn recente werk, dat natuurlijk net wél romantische thema’s als vergankelijkheid, melancholie en herinnering aansnijdt. De humor maakt de tristesse van zijn verzen makkelijker verteerbaar. Maar legt in sommige gevallen grotesk de naakte, ongemakkelijke waarheid bloot (…)” Bart Van der Straeten op Cobra.

*

“Binnen- en buitenwereld, het hoge en het lage, ernst en Spielerei ontmoeten elkaar in Schoutens poëzie. Of dat zo nodig postmodern moet genoemd worden, is maar de vraag. Het ik van de dichter is zichtbaar, maar ontsnapt ook graag en laat zich niet graag op een eenduidige manier vatten. Vooral hierin zit volgens mij de kracht van de poëzie van Rob Schouten.” Paul Demets over ‘Vuil Goed’ van Rob Schouten.

*

“Ik ben aanwezig bij de Willem Arondéuslezing, uitgesproken door Thomas von der Dunk. Het is om de hoek. We staan op het Vlooienveld,tegenover het Provinciehuis. Von der Dunk is in zijn lezing kritisch op de PVV, het provinciebestuur zegde zijn lezing af. Nu staat hij buiten, voor het provinciehuis en spreekt een menigte van brave blanken toe. Ik sta ertussen. We hebben brood en bier mee.Kortkortverhaal van Joubert Pignon.

*

Antjie Krog

*

Over de auteur