R28: Jonathan Griffioen – BROM 3
op de drempel van kruid en gras aan de rand van het bos
terwijl rode beuken van een grote hoogte vallen
ruik ik de adem van jennifer lukewarmerveen
mijn psychiater die door de drukte op de praktijk
al even geen water meer heeft gedronken
als ze begint een complimenteuze zin uit te spreken
is ze zich niet bewust van die geur
als de zin af is bedank ik haar terwijl ik me afvraag
hoe mijn gezicht stond toen dit gebeurde
later voel ik me vies
verspreid over jennifers gezicht zie ik haarvaten
alsof ze bloost als jennifer bloost
lijkt ze niet op een plek voor mij om te blijven
ik houd niet van een vallend lichaam
dat zoekt naar een lege plek om te blijven
zegt dat je een lege plek bent en dat hij blijft
we zouden ook hard kunnen vallen als takgeweien van het ranonkelbos
uit het levende aan het vallen
begraven worden riedelend onder het eigene
onder de monden het centrum (de kuil) van de tong
onder de schimmelen in de diepte daarachter (die mij aanstaart) terwijl het rode beuken regent